Kindermishandeling

7. Kennis, attitude en vaardigheden (competenties)

Aanbevelingen

Blijf je competenties ontwikkelen:

  • Kennis

    • Pas theoretische kennis toe op het gebied van signalen, risicofactoren, beschermende factoren en gevolgen van kindermishandeling. Weet hoe te handelen en welke interventiemogelijkheden er zijn.
    • Pas theoretische kennis toe op het gebied van de algemene ontwikkeling, de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling plus de (psycho)seksuele ontwikkeling van jeugdigen en pas basiskennis toe over de ontwikkeling op andere terreinen, zoals motorische en spraak-taalontwikkeling.
    • Weet wat jeugdigen minimaal nodig hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen en weet wat de (opvoed)taken van ouders hierin zijn.

     

  • Attitude

    • Beroepshouding: wees je ervan bewust dat kindermishandeling voorkomt en dat je een verantwoordelijkheid hebt in de preventie en aanpak ervan; richt je op het aangaan van partnerschap met ouders en jeugdigen.
    • Reflecteer: wees je bewust van je eigen ontwikkeling en grenzen aan je kennis, vaardigheden en bevoegdheden.
    • Wees je bewust van je eigen normen en waarden.
    • Respecteer andere culturele en levensbeschouwelijke opvattingen, maar stel daaraan grenzen wanneer dat in het belang van de jeugdige is.
    • Respecteer alle gezinsleden als individuen die het waard zijn om mee te werken.
    • Luister om te begrijpen en niet om te reageren, zonder oordeel, vraag oprecht nieuwsgierig.
    • Onthoud je van een oordeel totdat zo veel mogelijk informatie is verzameld. Oordeel over de veiligheid, niet de persoon.
    • Durf een oordeel over de veiligheid van een jeugdige bij te stellen wanneer een verklaring van de ouders aannemelijk is.
    • Werk samen met de persoon, niet met ‘de kindermishandeling’; wees ‘meerzijdig partijdig’.
    • Bied het gezin keuzemogelijkheden en kansen. Ga na wat de gezinsleden willen. Accepteer de zorgen en verlangens van alle gezinsleden. Gebruik hun doelen bij het opstellen van een plan van aanpak.
    • Wees openhartig en eerlijk (ook gedurende het onderzoek).
    • Besef dat samenwerken ook mogelijk is wanneer dwang is vereist.
    • Erken dat in elk gezin signalen van veiligheid aanwezig zijn.
    • Blijf veiligheid centraal stellen. Vraag je voortdurend af: welk effect heeft dat wat ik doe op de jeugdige en ouder(s)?
    • Probeer altijd concrete, gedetailleerde informatie te krijgen, zowel t.a.v. de negatieve als de positieve aspecten: oplossingen ontstaan uit details, niet uit generalisaties.
    • Concentreer je op het tot stand brengen van kleine veranderingen; richt je op kleine, haalbare tussendoelen.

     

  • Vaardigheden

    Specifiek voor kindermishandeling:

    • De geldende wetgeving, richtlijnen, protocollen en Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen toepassen.
    • Signalen van en risicofactoren voor kindermishandeling kunnen herkennen, benoemen, en zorgen concreet kunnen onderbouwen.
    • Kunnen beoordelen of er sprake is van een levensbedreigende situatie (waarin onmiddellijk handelen nodig is).
    • Binnen de grenzen van de eigen professionele rol en mogelijkheden een vermoeden van kindermishandeling nader (laten) uitzoeken en waar nodig anderen inschakelen.
    • Relevante checklists of instrumenten kunnen toepassen en op waarde schatten (hanteren als hulpmiddel, niet als doel op zich).
    • Op een deskundige en respectvolle manier met jeugdigen en ouders kunnen praten over vermoedens en stoppen van kindermishandeling.
    • Kunnen afwegen wat er nodig is om de kindermishandeling te (laten) stoppen en de schade te beperken.
    • Binnen de grenzen van de eigen professionele rol en mogelijkheden hulpverlening kunnen bieden en/of laten inzetten gericht op veiligheid en herstel voor alle gezinsleden.
    • Kunnen beoordelen of een jeugdige voor (trauma)behandeling in aanmerking komt.
    • Kunnen samenwerken met ouders, jeugdigen, het sociaal netwerk en professionals aan veiligheid en herstel.
    • De voortgang en resultaten van begeleiding en hulp aan jeugdigen en ouders kunnen monitoren vanuit het belang van veiligheid voor de jeugdige.

     

  • Algemeen:

    • Pas reflectieve vaardigheden toe.
    • Pas analytische vaardigheden toe.
    • Heb zelfvertrouwen maar vraag ook om advies of hulp.
    • Ontwikkel je intuïtie.
    • Pas luister-, gespreks- en communicatieve vaardigheden toe (zowel mondeling, non-verbaal als schriftelijk), in relatie tot zowel interne als externe professionals als met ouders en jeugdigen.
    • Zet complexe problematiek helder uiteen in de taal en op het niveau van alle
    • Ontwikkel beoordelingsvaardigheden en omgevingssensitiviteit; weet onderscheid te maken tussen waarneembare feiten en interpretaties – bij jezelf en anderen.
    • Engageer je en positioneer je (d.w.z. betrek, motiveer en stel (veiligheids)grenzen / ’bodemeisen’).
    • Werk gestructureerd, snel en effectief.
    • Registreer eenduidig, concreet en zorgvuldig.
    • Weet met onzekerheden om te gaan en risico’s in te schatten.
    • Weet om te gaan met wettelijke bevoegdheden.

… Meer

Vaardigheden
Reageer!