Ernstige gedragsproblemen

1. Definitie, risicofactoren en diagnostiek

Maak een inschatting van de ernst van de gedragsproblemen op basis van de duur, de frequentie, het aantal situaties waarin het gedrag voorkomt, het aantal verschillende typen storend gedrag, het eveneens vóórkomen van andere problemen bij de jeugdige en/of het gezin en de nadelige gevolgen hiervan.

Zet bij kinderen tot twaalf jaar een ouderinterventie gericht op opvoedingsvaardigheden in. Levert deze onvoldoende op, of zijn de gedragsproblemen bij aanvang al zeer ernstig, bied kinderen van acht tot twaalf jaar dan óók cognitieve gedragstherapie aan. Zet bij jongeren vanaf twaalf jaar gezinstherapie of een multisysteeminterventie in, en cognitieve gedragstherapie.

Creëer situaties die het voor de jeugdige mogelijk maken om gewenst gedrag te laten zien en bekrachtig dit gedrag door complimenten te geven en de jeugdige te belonen. Leer de jeugdige nieuwe vaardigheden aan, negeer ongewenst gedrag en geef alleen in uiterste gevallen een milde straf.

Help de jeugdige vaardiger te worden in het oplossen van problemen, zelfmanagement, het waarnemen van situaties en het trekken van juiste conclusies over oorzaak en gevolg. Laat het achterhalen en uitdagen van storende gedachten over aan hiertoe opgeleide cognitief gedragstherapeuten.

Neem in samenspraak met jeugdige en ouders altijd contact op met school. Stel vervolgens samen met jeugdige, ouders en school één plan op waarin staat hoe de gedragsproblemen worden aangepakt en de jeugdige op school kan blijven.

Diagnostische stappen bij gedragsproblemen

Het diagnostisch proces bij ernstige gedragsproblemen beschrijven we in drie stappen:

  • onderkennende diagnostiek;

  • onderzoek naar factoren die de keuze voor en het effect van hulp beïnvloeden;

  • verklarende diagnostiek.

… Meer

Onderkennende diagnostiek richt zich op het beknopt benoemen van het type problematiek. Dit leidt tot eenduidig overleg met ouders en jeugdigen over het type problematiek en (in overleg met hen) ook tot meer eenheid van taal in overleg met andere professionals. Er kunnen echter ook andere problemen voorkomen, hetzij in het gezin, hetzij bij de jeugdige. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de besluitvorming over passende hulp. Verklarende diagnostiek ten slotte omvat een beschrijving van de gedragsproblemen en de geassocieerde problemen, de ernst ervan, een hypothese over de factoren die mogelijk een rol hebben gespeeld in het ontstaan van de problemen en vooral een hypothese over de factoren die wellicht een rol spelen in het in stand houden van de problemen. Deze laatste vormen aanknopingspunten voor de behandeling, vooral wanneer zij voor verandering vatbaar zijn.

De jeugdprofessional doorloopt de drie diagnostische stappen samen met de jeugdige en ouders. Hij legt de verschillende vragen die in de drie stappen aan de orde komen voor aan de jeugdige en diens ouders. Ook de verschillende afwegingen die gemaakt kunnen worden, legt de jeugdprofessional voor aan ouders en jeugdige. Vervolgens neemt hij samen met hen een besluit. Daarbij legt de jeugdprofessional steeds uit waarom hij bepaalde vragen stelt en wat de achtergrond is van bepaalde opties.

De stappen die in dit hoofdstuk aan de orde komen zijn schematisch weergegeven in werkkaart 1 tot en met werkkaart 4 van deze richtlijn en ontleend aan de Handleiding bij de Beslisboom Externaliserende Gedragsproblemen. Deze beslisboom is tot stand gekomen in samenwerking met cliënten, professionals en wetenschappers. De beslisboom wordt samen met de ouders en/of jeugdige doorgenomen.

Eerste stap: Onderkennende diagnostiek
Samenwerken met ouders, jeugdigen en omgeving
Reageer!