Het plaatsen van jeugdigen in een residentiële instelling is een zwaar middel dat zeer terughoudend moet worden toegepast. Aan zo’n plaatsing gaat daarom een zorgvuldige afweging vooraf. Belangrijk uitgangspunt bij residentiële zorg is dat enkel het plaatsen van een jeugdige met ernstige gedragsproblemen in een residentiële setting onvoldoende is om de specifieke problemen aan te pakken. Naast deze plaatsing dienen er dus altijd interventies te worden ingezet.
Om jeugdigen met gedragsproblemen te kunnen helpen is ten eerste het dagelijks opvoedend handelen op de leefgroep van belang. Hiervoor biedt het hoofdstuk Opvoedingstechnieken aanknopingspunten. Daarnaast moeten er interventies worden ingezet die specifiek gericht zijn op het aanpakken van de gedragsproblemen. De genoemde cognitief-gedragstherapeutische interventies kunnen ook worden ingezet binnen een (semi-)residentiële setting, voor jeugdigen vanaf ongeveer acht jaar. Daarnaast bestaan er interventies die specifiek binnen een (semi-)residentiële setting kunnen worden ingezet.
Voorbeelden hiervan die zijn opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies zijn:
Bovenstaande interventies zijn erkend als ‘goed onderbouwd’.
Een interventie die in de therapeutische pleegzorg kan worden ingezet en is opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies is:
Bovenstaande interventie is erkend door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies van Justitie.
Bij Multidimensional Treatment Foster Care (MTFC) wordt een jeugdige opgenomen in een pleeggezin waarin de pleegouders getraind zijn in opvoedingsvaardigheden volgens het model van PMTO.
Meer informatie over residentiële jeugdhulp is terug te vinden in de Richtlijn Residentiële jeugdhulp.
Wil je hier op reageren of heb je vragen? Neem dan contact met ons op.