ADHD

5. Het pedagogisch klimaat op school en in de behandelgroep

Een voorspelbare en stimulerende (groeps)omgeving

Voor het creëren van een voorspelbare en stimulerende omgeving zijn minimaal twee aspecten van belang: een positief opvoedingsklimaat en adequate vaardigheden van (beroeps)opvoeders om gedrag te beïnvloeden. Beide aspecten worden besproken.

Een positief opvoedingsklimaat

Opvoeding vereist een positief klimaat. Hieronder wordt verstaan een omgeving waarin een jeugdige zich veilig en vertrouwd voelt, goed wordt verzorgd en waarin er sprake is van de mogelijkheid tot zelfontplooiing en het aanleren van nieuwe vaardigheden. In een positief opvoedingsklimaat wordt rekening gehouden met de zorgen, eigenaardigheden, spanningen en het plezier van individuele jeugdigen. Oog en oor hebben voor de individuele jeugdigen vraagt om sensitieve responsiviteit van de (beroeps)opvoeders.

Hiermee wordt bedoeld: respectvol, geïnteresseerd, accepterend, empathisch en betrokken met jeugdigen omgaan; rekening houden met hun beperkingen; oog hebben voor hun behoeften en capaciteiten; de mogelijkheden van jeugdigen bekrachtigen en creatief inzetten bij het werken aan doelen; betrouwbaar en beschikbaar zijn. Een sensitieve houding van de beroepsopvoeder maakt het voor jeugdigen gemakkelijker om vertrouwen, toegankelijkheid en bereikbaarheid van de opvoeder te ervaren.

Onderzoek laat zien dat de tevredenheid van jeugdigen over de ontvangen zorg toeneemt wanneer zij ervaren dat de beroepsopvoeders sensitief en responsief zijn. Ook voelen zij zich daardoor veiliger in een justitiële leefgroep. Daarbij is het belangrijk dat beroepsopvoeders oog hebben voor de negatieve invloed die jeugdigen op elkaar kunnen hebben en het negatieve gedrag dat ze van elkaar kunnen leren (ook wel deviantietraining genoemd).

Gedragsbeïnvloeding

Gedrag kan effectief worden veranderd door gebruik te maken van technieken die gebaseerd zijn op de zogeheten leertheorie. Deze theorie gaat ervan uit dat gedrag wordt beïnvloed door wat eraan voorafgaat (antecedenten: bijvoorbeeld de mate van structuur, de regels die gehanteerd worden en de wijze waarop instructies gegeven worden) en door wat erop volgt (consequenties: bijvoorbeeld een positieve of negatieve reactie van de beroepsopvoeder). Voor beroepsopvoeders is het van belang dat zij kennis hebben van opvoedingstechnieken waarmee zij de antecedenten en consequenties van gedrag kunnen veranderen, om daarmee het gedrag van de jeugdige ten goede te beïnvloeden. Beroepsopvoeders kunnen adequaat gedrag bij de jeugdige stimuleren, maar zij kunnen ook onbedoeld probleemgedrag in stand houden door de manier waarop zij met de jeugdige omgaan.

Leertheorie en ADHD

In de toepassing van de technieken uit de leertheorie dient rekening gehouden te worden met de veronderstelde problemen in executieve functies en motivatie van jeugdigen met ADHD. Deze problemen staan beschreven in het ontstaan van ADHD. Antecedente technieken (dat wil zeggen: technieken waarmee antecedenten van gedrag veranderd worden) zijn vooral belangrijk om jeugdigen met ADHD te ondersteunen in hun executieve functieproblemen en de kans op gewenst gedrag te vergroten. In de toepassing van antecedente technieken moet rekening gehouden worden met deze problemen (bijvoorbeeld: veel jeugdigen met ADHD hebben meer en langduriger hulp nodig bij het structureren van situaties dan jeugdigen zonder ADHD). Consequente technieken (dat wil zeggen: technieken waarmee consequenties van gedrag veranderd worden) grijpen vooral in op de motivationele problemen van jeugdigen met ADHD. In de toepassing van consequente technieken moet met deze problemen rekening gehouden worden (bijvoorbeeld: veel jeugdigen met ADHD hebben frequentere en sterkere bekrachtiging nodig om gedrag aan te leren dan jeugdigen zonder ADHD). Ook de tijd tussen gedrag is van belang: hoe sneller de (positieve of negatieve) consequentie volgt, hoe effectiever deze is.

Antecedenten van gedrag beïnvloeden

Het is belangrijk om situaties die aan gedrag voorafgaan zó in te richten dat de jeugdige de kans krijgt om succeservaringen op te doen en gewenst gedrag te vertonen. Zet daarbij de volgende technieken in:

  • Voorspelbaar maken van de omgeving, dagelijkse routine en regels. In een voorspelbare en gestructureerde omgeving, met een dagelijkse routine en duidelijke (en vooral niet te veel) regels, weten jeugdigen met ADHD beter wat er van ze verwacht wordt. Hiermee wordt het voor de jeugdige gemakkelijker om gedrag te laten zien dat past bij zijn ontwikkelingstaken, en nieuwe vaardigheden te leren. Voorbeelden van deze technieken en maatregelen zijn:

    • Een duidelijk en helder dagprogramma, eventueel gevisualiseerd.
    • Een overzichtelijke, zo nodig prikkelarme, kamer, kast of werkplek.
    • Het klaarleggen van spullen voordat aan een taak begonnen wordt (bijvoorbeeld bij opdrachten in de klas, of ’s morgens bij het aankleden).
    • Het opdelen van taken in kleine deeltaken, eventueel gevisualiseerd met schema’s of pictogrammen.
    • Structuur aanbrengen in ongestructureerde situaties (bijvoorbeeld gymnastiekles, pauze op school, het uurtje tussen thuiskomen en aan tafel gaan) door van te voren af te spreken wat de jeugdige gaat doen, hoe lang en eventueel met wie.
    • Checken of regels en afspraken zijn begrepen en onthouden door de jeugdige (niet door een ja/nee vraag te stellen, maar door de jeugdige de regel of afspraak te laten benoemen).
  • Heldere en duidelijke instructies. Instructies moeten de jeugdige duidelijk maken welk gedrag precies verwacht wordt. Deze moeten daarom concreet en in positieve termen geformuleerd worden. Wanneer een uitleg gegeven wordt over het waarom van de instructie (wat op zich goed is) moet eerst de uitleg gegeven worden en daarna de instructie. Tot slot is van belang dat het aantal instructies gedurende een dag beperkt wordt.

  • Corrigerende instructies. Bij een corrigerende instructie wordt niet alleen tegen de jeugdige gezegd wat er niet goed ging, maar ook aangegeven wat wél van de jeugdige verwacht wordt en waarom het voor de jeugdige handig is dit gedrag te laten zien.

  • Prompting, ook wel ‘inseinen’ genoemd. Prompting is het uitlokken van bepaald adequaat gedrag door middel van extra stimuli, hulpsignalen of hints (prompts). Dit kan verbaal (tegen de jeugdige zeggen dat bepaald gedrag nu toegepast kan worden), non-verbaal (bijvoorbeeld door aanwijzen, vinger opsteken of een ander non-verbaal signaal), of fysiek (bijvoorbeeld door de jeugdige even aan te tikken).

  • Bij veel aan te leren vaardigheden (zoals sociale vaardigheden of vaardigheden in het leren hanteren van ADHD-symptomen) is het zinvol het aan te leren gedrag in stapjes te instrueren, zelf voor te doen en het de jeugdige meerdere keren te laten oefenen.

… Meer

Consequenties van gedrag beïnvloeden

Gedrag wordt niet alleen beïnvloed door antecedenten, maar ook door de reacties die er op volgen (consequenties).

Reacties en gevolgen op gedrag, die voor de jeugdige positief zijn, noemen we ook wel bekrachtiging. Bekrachtiging is één van de effectiefste opvoedingstechnieken. Wanneer (gewenst of ongewenst) gedrag bekrachtigd wordt, neemt de kans toe dat het zich vaker voor zal doen. Jeugdigen zullen dus vaker gewenst gedrag vertonen als dat gedrag regelmatig bekrachtigd wordt, maar ongewenst gedrag zal ook toenemen als dit (ongemerkt of onbedoeld) bekrachtigd wordt. Daarnaast kan bekrachtiging bijdragen aan de ontwikkeling van een positief zelfbeeld.

De belangrijkste algemene stelregel bij het reageren op gedrag is dat bekrachtiging beter werkt dan negatieve reacties (zoals negeren, correcties, waarschuwingen) en dat er veel meer bekrachtiging dan negatieve reacties gegeven moeten worden om effectief gedragsverandering te bewerkstelligen.

Het effect van bekrachtiging bij jeugdigen met ADHD is waarschijnlijk het grootst wanneer de beroepsopvoeder zeer frequent en onmiddellijk volgend op het gedrag bekrachtigt en daarbij bovendien voldoende aantrekkelijke bekrachtigers en afwisseling in bekrachtigers biedt.

In de Richtlijn Ernstige gedragsproblemen voor jeugdhulp en jeugdbescherming worden de volgende vormen van bekrachtiging onderscheiden: sociale bekrachtiging, bekrachtiging met activiteiten en materiële bekrachtiging.

Sociale bekrachtiging

Vormen van sociale bekrachtiging zijn:

  • Algemene complimenten. Bij algemene complimenten gaat het bijvoorbeeld om het opsteken van een duim, ‘goed zo’ zeggen of glimlachen naar de jeugdige.

  • Gerichte complimenten. Het verschil met algemene complimenten is dat bij gerichte complimenten ook het concrete gedrag wordt benoemd. Een gericht compliment is informatiever.

  • Een gericht compliment met uitleg over de voordelen van gedrag. De jeugdige krijgt hierbij uitleg over de voordelen van het gedrag, bijvoorbeeld: ‘Goed zo, fijn dat je zo rustig een boek leest. Zo kan ik even telefoneren!’.

  • Bekrachtigen van positief gedrag van een andere jeugdige. Door te observeren hoe een andere jeugdige bekrachtigd wordt voor bepaald gedrag leert de jeugdige dat het nog moeilijk vindt om dit gedrag te laten zien wat er van hem verwacht wordt en wat dit oplevert. Deze techniek wordt ook wel vicarious learning oftewel ‘observerend leren’ genoemd.

… Meer

Een effectieve techniek is om (sociale) bekrachtiging van gewenst gedrag gelijktijdig met het negeren van ongewenst gedrag in te zetten. Dit kan wanneer een jeugdige tegelijkertijd gewenst en ongewenst gedrag laat zien (bijvoorbeeld mopperend een gevraagde taak uitvoeren). Bekrachtig dan wat er goed gaat en negeer het ongewenste gedrag.

Bekrachtiging met activiteiten
Leuke en prettige activiteiten kunnen uitstekend als bekrachtiger worden ingezet. Bijvoorbeeld door een jeugdige eerst een vervelende klus of activiteit te laten doen, gevolgd door een leuke (voorbeeld: eerst je huiswerk maken, dan gaan we daarna samen voetballen; eerst je rekenwerk afmaken, dan mag je daarna zelf iets kiezen). Ook het achterwege laten van vervelende activiteiten kan bekrachtigend werken. Bijvoorbeeld wanneer iets vervelends niet hoeft te gebeuren na gewenst gedrag (voorbeeld: als het jou lukt om de komende 5 minuten niet van tafel te lopen, neem ik de afwas van je over; als je deze opdracht over 5 minuten afhebt hoef je de volgende niet te maken).

Materiële bekrachtiging
Materiële bekrachtiging is soms nodig als blijkt dat sociale bekrachtiging en bekrachtiging met activiteiten onvoldoende opleveren. Bij materiële bekrachtiging krijgt de jeugdige naast sociale bekrachtiging een tastbare bekrachtiging in de vorm van bijvoorbeeld iets lekkers, smileys, punten, stickers of plastic munten. Door materiële bekrachtiging toe te voegen krijgt de jeugdige nog een extra steuntje in de rug bij het aanleren van nieuw gedrag. Materiële bekrachtiging kan echter sociale bekrachtiging niet vervangen: deze moet altijd samengaan met materiële bekrachtiging.

In beloningssystemen kunnen soms rechtsreeks bepaalde bekrachtigers verdiend worden (voorbeeld: iedere dag waarop iemand op tijd uit bed is verdient hij 10 cent). In andere gevallen worden zogenaamde ‘tokens’ verdiend. Dit zijn bijvoorbeeld punten of stickers, die geruild kunnen worden voor andere bekrachtigers, die de jeugdige waardevol vindt.

Voor het goed opzetten en uitvoeren van een beloningsysteem is voldoende gedragstherapeutische kennis en deskundigheid vereist. In de praktijk komt het nogal eens voor dat systemen te moeilijk zijn, te omvangrijk, te vaag geformuleerd, te weinig bekrachtigend, of anderszins niet voldoen aan belangrijke eisen. In die gevallen is een beloningssysteem eerder schadelijk voor de jeugdige; de motivatie voor hulp en ondersteuning kan er door afnemen en de jeugdige kan er ongewenste faalervaringen door opdoen.

Reageren op gedrag: uitdoven van ongewenst gedrag

Opvoedingstechnieken gericht op het uitdoven van ongewenst gedrag zijn:

  • Negeren houdt in dat een jeugdige geen aandacht krijgt als hij storend gedrag laat zien. Dit betekent bewust de aandacht ergens anders op richten en niet reageren op het storende gedrag. Daarbij is van belang dat al het lichamelijke, verbale en visuele contact met de jeugdige wordt verbroken. Een effect van negeren kan zijn dat het gedrag dat genegeerd wordt vaak eerst in ernst toeneemt, voordat het uitdooft. Het is belangrijk dat jeugdprofessionals hiervan op de hoogte zijn, om te voorkomen dat te snel besloten wordt dat negeren geen effect heeft. Juist als in het begin sprake is van een verergering van het gedrag kan dit een aanwijzing zijn dat de techniek werkzaam is. In groepsverband kan niet altijd gekozen worden voor het negeren van ongewenst gedrag. Het risico is dan groot dat jeugdigen elkaars negatieve gedrag versterken. De corrigerende instructie of time-out ligt dan meer voor de hand.

  • Time-out/apart zetten. Bij een time-out wordt een jeugdige ergens kort (dat wil zeggen: enkele minuten) alleen gelaten zodat hij tijdelijk geen aandacht krijgt. Dit is dus eigenlijk een zwaardere variant van negeren.

  • Behalve de hierboven beschreven opvoedingstechnieken kan een straf ingezet worden, maar alleen als het gedrag echt niet genegeerd kan worden. Straf geven is namelijk een van de minst effectieve technieken. Straffen zijn bij voorkeur mild (een kleine consequentie, direct volgend op het gedrag en kortdurend). Een straf mag nooit bestaan uit het intrekken van een eenmaal verdiende beloning.

… Meer

Aandachtspunten bij de uitvoering van opvoedingstechnieken
Inleiding
Reageer!