Jeugdigen kunnen slachtoffer zijn (geweest) van seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGOG), seksueel misbruik of seksueel geweld. Jeugdigen in de jeugdhulp en jeugdbescherming zijn hier vaker slachtoffer van dan leeftijdsgenoten. Zij hebben recht op specialistische hulp en ondersteuning. Niet alle slachtoffers ontwikkelen overigens traumaklachten. Voor meer
informatie over seksueel trauma en seksueel grensoverschrijdend gedrag, zie de onderbouwing van deze richtlijn.
De term trauma wordt in de DSM-5 omschreven als “de psychische reactie op het blootstellen aan een directe dreiging of persoonlijke ervaring, waarbij iemand geconfronteerd wordt
met ernstige verwondingen, de dood of seksueel geweld. De blootstelling kan ook te maken hebben met getuige zijn, een nabij familielid of vriend als slachtoffer hebben en herhaaldelijk blootgesteld worden aan details van de gebeurtenis”. Op basis van deze definitie, hanteren we in de richtlijn als definitie van seksueel trauma: “de psychische reactie op het blootstellen aan een directe dreiging of persoonlijke ervaring door seksueel geweld”.
Hoe vaak komt seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel trauma in de jeugdhulp en jeugdbescherming in Nederland voor?
In de residentiële jeugdzorg wordt vaak gezegd dat “alle of bijna alle jeugdigen in de jeugdzorg een seksueel trauma hebben”.
Onderzoek geeft echter geen eenduidig beeld en geeft geen zicht op jeugdigen in de ambulante zorg. Zo laat onderzoek zien dat tot
90 procent van de jeugdigen in de verplichte residentiële zorg als kind verschillende vormen van misbruik heeft meegemaakt en 25 procent van deze 90 procent lijdt volgens de definitie aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS), met name meisjes.
Terwijl onderzoek van Lamers-Winkelman en Tierolf (2012) aangeeft dat 50 procent van de uithuisgeplaatste kinderen in residentiële instellingen en pleeggezinnen is in hun voorgeschiedenis slachtoffer geweest van seksueel misbruik of ander seksueel grensoverschrijdend gedrag. De auteurs doen hierbij geen uitspraken over het verschil tussen meisjes en jongens.
In de richtlijn gebruiken we de cijfers uit het Nederlandse onderzoek van de Commissie Samson (2012). Dit toonde aan dat jongeren in de residentiële jeugdzorg een tweemaal zo groot risico lopen op seksueel geweld als jongeren in de algemene populatie, waarbij meisjes een nog groter risico lopen dan jongens.
Voor jeugdprofessionals is het belangrijk om er rekening mee te houden dat jeugdigen in de jeugdhulp en jeugdbescherming:
De seksuele grensoverschrijding kan nog actueel zijn of al gestopt zijn, bekend of niet bekend zijn bij de jeugdprofessional, of er kan een vermoeden zijn. Volg bij vermoedens van seksueel geweld of seksueel misbruik de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (zie Werken met de Meldcode op www.meldcode.nl).
Ervaren seksueel grensoverschrijdend gedrag kan van invloed zijn op de seksuele ontwikkeling, en dus op iemands seksueel welzijn en welbevinden. Soms ontstaan klachten na seksueel misbruik pas op latere leeftijd. Ook heeft een deel van de kinderen geen klachten.
Jeugdigen met ervaren seksueel grensoverschrijdend gedrag lopen een verhoogd risico op het nogmaals meemaken van seksuele grensoverschrijding of het zelf plegen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ook is de kans op seksuele risico’s (soa/hiv, zwangerschap, onveilige seks, ongelijkwaardige partners) hoger. Voor jeugdprofessionals is het belangrijk om een goede balans te vinden tussen de begeleiding van de (gezonde) seksuele ontwikkeling en de behandeling van een seksueel trauma.
In tabel 7 is de paragraaf over seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel trauma samengevat. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de invloed van meegemaakt seksueel grensoverschrijdend gedrag op de seksuele ontwikkeling, de beschermende factoren en de risicofactoren. De beschermende factoren correleren niet een op een met de risicofactoren.
Tabel 7. Overzicht seksuele ontwikkeling en invloed seksueel grensoverschrijdend gedrag, inclusief risico- en beschermende factoren
Invloed SGOG | Beschermende factoren | Risicofactoren |
---|---|---|
Lichaam en zelfbeeld | ||
Persoonlijke factoren | ||
Minder positief lichaamsbeeld. | – Een positief zelf- en lichaamsbeeld – Zelfvertrouwen – Kennis over lichaam en geslachtsdelen |
Een negatief seksueel zelfbeeld (ontevreden seksleven, preoccupatie en schaamte). |
Seksuele gevoelens | ||
Persoonlijke factoren | ||
Intieme relaties wantrouwen of vermijden (niet goed in staat om een intieme relatie aan te gaan). | Eerder opgedane positieve ervaringen en prettige (seksuele/ intieme) ervaringen opdoen. | |
Seksueel misbruikte meisjes belanden vaker in ongelijkwaardige relaties en risicosituaties. | Risico’s kunnen inschatten en gevolgen van eigen handelen kunnen overzien. | Niet goed kunnen beoordelen wie er te vertrouwen is en wie niet. |
Seksueel gedrag | ||
Persoonlijke factoren | ||
Zowel vermijden van seksueel gedrag als overmatige seksuele activiteit. | – Een positieve houding van jeugdige ten aanzien van gelijkwaardigheid, – respect ten aanzien van seksualiteit en seksuele weerbaarheid. |
|
Kind vertoont op jonge leeftijd seksualiserend gedrag. | ||
Vroege eerste keer geslachtsgemeenschap met wederzijdse toestemming. | Vroeg starten met seksualiteit (12-14 jaar). | |
Seksuele risico’s | ||
Persoonlijke factoren | ||
Seksueel misbruikte jongens hebben hogere kans op onbeschermde seks en betrokkenheid bij zwangerschap. | ||
Meer seksueel probleemgedrag (vaker onveilige seks, middelengebruik bij seks, ruilseks, oudere leeftijd van mannelijke partner bij eerste keer vrijwillige seks, vaker losse seksuele contacten, vaker seks met meerdere personen tegelijk). | – Zelfrespect, zelfvertrouwen en positief zelf- en lichaamsbeeld – Weerbaarheid – Kunnen inschatten van risico’s – Gevolgen van eigen handelen kunnen overzien. – Communicatieve vaardigheden – Onderhandelings- vaardigheden |
Opnieuw meemaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag. |
Kan leiden tot onbedoelde (tiener-) zwangerschap, abortus, soa en/of hiv. | ||
Plegen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. | ||
Algemene aandachtspunten bij begeleiding | ||
Persoonlijke factoren | ||
Meegemaakt SGOG is van invloed op de seksuele eigen- effectiviteit | Moeite hebben met bespreken van negatieve ervaring (schuld, schaamte, loyaliteit) | |
Meegemaakt SGOG kan zorgen voor de ontwikkeling van een gedragsstoornis op latere leeftijd (hoger risico op onbedoelde zwangerschap, soa en SGOG). | ||
Communicatieve en onderhandelings-vaardigheden (over wat je wel/ niet wilt op seksueel gebied of op het gebied van anticonceptie of condoomgebruik). | Onvermogen om met partners over seks en anticonceptie te praten | |
Omgevingsfactoren | ||
Seksualiteit is bespreekbaar in de omgeving (door begeleiding, professionals, ouders). | ||
Veilige ‘oefenruimte’ (thuis of in omgeving/ instelling, organisatie) |