Het taalbegrip bij jeugdigen en ouders met een LVB is beperkt. Zij kunnen moeilijk onder woorden brengen wat zij bedoelen en ze begrijpen minder goed wat er gezegd of geschreven wordt dan ouders en jeugdigen zonder LVB. Ze vinden het lastig om meerdere boodschappen tegelijkertijd op te nemen en hebben relatief veel tijd nodig om de informatie te verwerken. Ze zijn geneigd om informatie letterlijk te interpreteren en een boodschap negatief op te vatten. Jeugdigen met een LVB zijn relatief weinig gevoelig voor wat er tussen de regels door wordt bedoeld en vinden het moeilijk om zich in te leven in een ander, emoties bij de ander te herkennen of eigen emoties onder woorden te brengen. Ze hebben moeite om de intentie van het gedrag van een ander te begrijpen. Hierdoor kan veel misgaan in de communicatie met ouders en jeugdigen met een LVB. Het risico dat zij overvraagd worden is dan ook groot.
Jeugdigen met een LVB hebben meer problemen met de verwerking van informatie dan jeugdigen met een gemiddelde intelligentie.
Ouders met een licht verstandelijke beperking missen bepaalde eigenschappen en vaardigheden waardoor ze vaker moeite hebben met het opvoeden dan ouders met normale verstandelijke vermogens. Zeker als hun kind ouder wordt. De literatuurstudie van Oomen geeft een overzicht van deze eigenschappen en vaardigheden:
Er zijn verschillen tussen ouders met een LVB in de mate waarin ze moeite hebben met de opvoeding. Ouders met een LVB functioneren gemiddeld beter wanneer zij beschikken over emotionele stabiliteit, een positief zelfbeeld, impulscontrole, frustratietolerantie, gewetensfunctie, vertrouwen en vermogen tot zelfreflectie. Ook de ernst van de verstandelijke beperking speelt mee in de mate waarin de opvoedingsvaardigheden beperkt zijn.
Ouders met een verstandelijke beperking missen vaak vaardigheden die belangrijk zijn voor de opvoeding, zoals het vermogen om zelfstandig een huishouden te voeren, te leren het geleerde in andere situaties toe te passen, situaties in te schatten, en ondersteuning te vragen en aanvaarden. Deze vaardigheden kunnen bij ouders met een verstandelijke beperking minder goed ontwikkeld zijn.
Naarmate jeugdigen ouder worden, moeten ouders hun manier van opvoeden aan de veranderende behoeften van hun kind kunnen aanpassen. Ze moeten zich kunnen richten op de belangen van hun kind, hem op een positieve manier aandacht kunnen geven en een evenwicht kunnen vinden tussen eisen (en grenzen) stellen en ruimte bieden. Als ouders deze vaardigheden missen, heeft dit een negatief effect op de opvoeding. Hetzelfde geldt voor veelvuldig bestraffen en autoritair of niet invoelend zijn. Ouders met een LVB slagen er vaak niet in om zich aan te passen aan de veranderende behoeften van hun kind en hebben vaak geen realistische kijk op wat een jeugdige wel en niet kan en wat je wel en niet van een jeugdige kunt vragen. Zij bespreken bijvoorbeeld zaken met hun kind die veel te belastend zijn, gedragen zich soms zelf als een kind – denk aan het willen winnen bij spelletjes – en denken dat de baby of kleuter huilt om hen te pesten.
Veel ouders met een LVB ervaren stress, bijvoorbeeld door mishandeling, een lage sociaal- economische status, een geschiedenis van falen, werkloosheid of een gebrek aan steun. Deze stress resulteert bij het opvoeden veelal in een meer vijandige opvoedstijl en gebrek aan warmte en responsiviteit.
Het is bij vermoedens van LVB bij een ouder nodig om na te gaan in hoeverre opvoedingsvaardigheden beperkt zijn. Belangrijk is dat ouders voldoende veiligheid en ontwikkelingsperspectief kunnen bieden. Mogelijk kan een goed ondersteunend netwerk hier een bijdrage aan leveren.
De kenmerken van jeugdigen en ouders met een LVB vragen gedurende de vraagverheldering en het verdere beslisproces aandacht wat betreft gespreksvaardigheden van de jeugdprofessional. Tijdens de gesprekken kunnen mensen met een LVB te maken hebben met:
Voor de jeugdprofessional is het belangrijk om:
Voor het werken met ouders met een LVB gelden de volgende uitgangspunten voor de basishouding van jeugdprofessionals:
Diverse hulpmiddelen dragen bij aan het herkennen en signaleren van een LVB en het communiceren met jeugdigen en ouders met een LVB.
Vanwege de beperkingen bij een LVB is het belangrijk vóór gebruik van een test of vragenlijsten te controleren of die geschikt is voor ouders of jeugdige met een LVB. Daarvoor heeft de jeugdprofessional inzicht nodig in het abstractieniveau, het verbaal begrip en reflecterend vermogen van de ouder of jeugdige. Algemene aanbevelingen bij het afnemen van tests of vragenlijsten zijn:
Bij de interpretatie van de uitkomsten moet de jeugdprofessional rekening houden met de beperking van de jeugdige of ouder. Bij veel missende of onbetrouwbare antwoorden kan geen score berekend worden. Daarnaast is het belangrijk een kwalitatieve analyse van het verloop van de afname van de vragenlijst te maken, waarbij aandacht is voor het taalbegrip, vermogen tot zelfreflectie en bijvoorbeeld problemen met het plaatsen van gebeurtenissen in de tijd.
Een uitgebreid diagnostisch onderzoek naar het cognitieve niveau en het sociaal ontwikkelingsniveau van de jeugdige is vereist om aan te sluiten bij de mogelijkheden en de beperkingen van de jeugdige. Het vergroot de effectiviteit van de daarop volgende behandeling. Om dit onderzoek te kunnen uitvoeren is wel specifieke kennis over LVB nodig. Die kennis hoort een gedragswetenschapper in huis te hebben.
De rol van het onderwijs is bij jeugdigen met een LVB belangrijk. Daarom is afstemming en informatie-uitwisseling nodig. Deze moet erop gericht zijn om zicht te krijgen op de leerbaarheid en beïnvloedbaarheid van jeugdigen, en om jeugdhulp, jeugdbescherming en ondersteuning op school op elkaar af te stemmen.
Het behandelaanbod voor jeugdigen met een LVB is slechts beperkt onderzocht op effectiviteit. Interventies die zijn gebaseerd op cognitieve gedragstherapeutische (CGt) principes laten positieve effecten zien in de behandeling. Voorwaarden voor het toepassen van CGt bij jeugdigen met een LVB zijn vereenvoudigd taalgebruik, het werken met kleine stappen, gebruik van visualisatie en generalisatie naar de thuissituatie en naar school.
Jeugdigen met een LVB profiteren meer van interventies wanneer:
Begeleiding van ouders met een LVB dient gericht te zijn op het voorkomen van overbelasting, het versterken van het sociale netwerk, het bieden van een perspectief en het hanteren van een multidisciplinaire aanpak. Methodieken die gebruikt (kunnen) worden zijn gericht op het aanleren van sociale- en/of opvoedvaardigheden en/of intensieve ondersteuning. De nadruk van interventies bij ouders met een LVB moet liggen op het aanleren van vaardigheden en niet op psycho-educatie. Het inzetten van gedragsmatige technieken (taakanalyse, modeling, feedback en positieve bekrachtiging) is effectief. Tot slot wordt de training bij voorkeur thuis aangeboden, of anders in een omgeving die zo huiselijk mogelijk
is, om generalisatie naar de thuissituatie mogelijk te maken. Latere reviews beamen deze conclusies. Methodieken voor gezinnen met meervoudige en complexe problemen lijken ook geschikt te zijn voor ouders met een LVB. Daarbij is het wel noodzakelijk aanpassingen te doen zodat de jeugdprofessional goed aansluit bij de verstandelijke vermogens van de ouder.
Een specifieke methode voor ouders met een LVB die ernstige problemen met het opvoeden en opgroeien van hun kind hebben, is HouVast. Met HouVast komen ouders in een situatie waarin zij in staat zijn, met hulp van netwerk en/of professionals, hun kinderen veilig en ‘goed genoeg’ groot te brengen. ‘Goed genoeg’ opvoeden betekent binnen HouVast dat: