Radicalisering

Uitgangsvraag en aanbevelingen

A. Radicalisering: definitie en ‘label’

Aanbeveling:
De term ‘radicalisering’ roept veel verschillende beelden op en kent veel verschillende definities. Wees daarom terughoudend in het gebruik van het label ‘radicalisering’ en heb oog voor de individuele omstandigheden van een jongere.

Definitie

De term ‘radicalisering’ roept veel verschillende beelden op.  Ook bestaan er verschillende definities van deze term. Op basis van een aantal bestaande definities (NCTV, 2023; Coolsaet, 2019) werkt deze richtlijn met een definitie van radicalisering, waarbij vanuit pedagogisch perspectief (Sieckelinck, 2016) een focus op zorgwekkende radicalisering is toegevoegd: het betreft immers radicalisering die om onze zorg vraagt. Met zorgwekkende radicalisering wordt in deze richtlijn bedoeld:

Een proces waarbij iemands ideologische opvattingen de ruimte voor dialoog met andersdenkenden inperken en de bereidheid om dwang of geweld te gebruiken doen toenemen. Dit proces kan aanleiding zijn voor individuen, groepen of instituties om zich af te keren van de door democratische principes gestuurde samenleving. Het kan leiden tot schade aan relaties, zichzelf of anderen.

Label van radicalisering

Het is belangrijk om terughoudend te zijn in het gebruik van het label (of stigma) ‘radicalisering’, en oog te hebben voor de individuele omstandigheden van een jongere. Radicalisering is een fenomeen dat heftige beelden en angsten oproept. Het ‘labelen’ van een gedraging of fenomeen als ‘radicalisering’ kan (negatieve) gevolgen hebben voor alle betrokkenen. Voor de jongere zelf, zijn of haar omgeving en voor de relatie tussen jongere en professional.

Zorgwekkende radicalisering is vaak een onvoorspelbaar proces. Daardoor schiet een label altijd tekort. Zo kunnen opvattingen of gedragingen van een jongere na een fase van radicalisering ook weer milder worden. Dit wordt ook wel ‘deradicaliseren’ genoemd. Daarnaast zijn veel jongeren met sterke idealen erg kritisch over hoe ze worden benaderd en benoemd. Het label ‘radicalisering’ kan daarom snel olie op het vuur gooien. Een jongere kan zich dan afsluiten voor contact en hulp, wat zorgwekkende radicalisering verder kan bevorderen. In dat geval wordt het tegenovergestelde bereikt van wat deze richtlijn beoogt: een jongere in de context van zijn eigen ontwikkeling begeleiden, met oog voor zorgen over gedrag of omstandigheden.

Extremisme

Bij extremisme gaan (geradicaliseerde) personen of groepen vaak, maar niet altijd, over de grenzen van de wet, waarbij ze (gewelddadige) acties plegen om politieke besluitvorming te beïnvloeden.  Extremisme wordt gedefinieerd als ‘het uit ideologische motieven bereid zijn om niet-gewelddadige en/of gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen’ (NCTV, 2024). Ondemocratische middelen kunnen zowel gewelddadig (bijvoorbeeld geweldplegingen, mishandelingen en ernstiger vormen van geweld) als niet-gewelddadig zijn (bijvoorbeeld het systematisch zaaien van haat, het verspreiden van angst of desinformatie, het bijdragen aan demonisering of intimidatie en/of het verwerpen van wet- en regelgeving). Een radicaliseringsproces kan resulteren in extremisme, maar dat gebeurt zeker niet altijd.

Typen radicalisering

Zorgwekkende radicalisering en extremisme zijn niet exclusief verbonden aan één etnische, culturele, religieuze of politieke groep. Zorgwekkende radicalisering kan zich manifesteren op verschillende thema’s, waaronder jihadisme, extreemrechts, extreemlinks en dierenrechten. Ook is er anti-institutionele radicalisering, zoals bij protesten tegen coronamaatregelen.

Proces van radicalisering

Zorgwekkende radicalisering wordt vaak gezien als een proces dat kan bestaan uit vier fasen:

  1. Gevoeligheid: een jongere is vatbaar voor radicalisering.
  2. Verkenning: een jongere gaat actief op zoek naar informatie over een ideologie en ontwikkelt een radicale interpretatie.
  3. Lidmaatschap: een jongere wordt lid van een (virtuele) radicale groep. Ideologisch gedachtegoed wordt verder ontwikkeld, er vindt indoctrinatie plaats en geweld wordt steeds meer een geoorloofd middel.
  4. Actie: een jongere gaat over tot daadwerkelijke handelingen, zoals het voorbereiden, plannen en uitvoeren van een daad van geweld.

In de praktijk verloopt een radicaliseringsproces bij een jongere bijna nooit zo overzichtelijk. Een proces van radicalisering kan versnellen en vertragen, of zelfs helemaal omkeren.

  • Onderbouwing en verdieping

    Radicalisering als dynamisch proces

    Zorgwekkende radicalisering is een dynamisch proces, met verschillende invloeden op verschillende personen en in verschillende contexten (Dijkman, A. 2021; Sieckelinck & Stephens, 2021). Definities leggen het accent op openbare veiligheid, de relatie tot democratie, of in het geval van jongeren op de pedagogische relatie. Ondanks de verschillende definities is er wel wetenschappelijke consensus over het idee dat niet elke radicalisering zorgelijk is. Daarom wordt steeds vaker onderscheid gemaakt tussen radicalisering en radicalisering die kan leiden tot extremistisch geweld (Caramellino, Melacarne & Ducol, 2022). In deze richtlijn ligt de nadruk op de tweede variant: radicalisering die kan leiden tot extremistisch geweld.

    Proces van radicalisering

    Feddes et al. (2015) delen het radicaliseringsproces op in vier fasen: gevoeligheid, verkenning, lidmaatschap en actie. Zij doen dit op basis van bestaande modellen van radicalisering (zoals Borum, 2011; Moghaddam, 2005; Precht, 2011; Sageman, 2004; Schmid, 2013; Silber & Bhatt, 2007, Wiktorowicz, 2004). Tegelijkertijd verloopt een radicaliseringsproces bij een jongere nooit zo overzichtelijk. Het is in veel gevallen een niet-lineair en dynamisch proces (Bartlett, Birdwell, & King, 2010; De Wolf & Doosje, 2010/2015; Feddes et al., 2013; King & Taylor, 2011). Lang niet altijd is er sprake van een gestage ontwikkeling van gevoeligheid voor zorgwekkende radicalisering tot een extremistische of terroristische actie. Het proces kan in elke fase versnellen en vertragen, of zelfs helemaal omkeren. Een (tijdelijke of permanente) beweging terug naar een eerdere fase is mogelijk. Ook is het mogelijk dat een fase niet of zeer snel wordt doorlopen. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij ‘flitsradicalisering’, dat vaak plaatsvindt binnen een online context (zie: Bouwsteen 2: Oorzaken en factoren – aanbeveling D en E). En de laatste fase, actie, vindt zelden plaats.

    Psychisch geweld

    Vanuit het veiligheidsperspectief wordt er vaak naar zorgwekkende radicalisering gekeken met als uitgangspunt de grens van fysiek geweld. Tegelijkertijd vallen rekrutering en manipulatie eerder onder psychisch geweld. De overheid heeft de taak om kinderen/jongeren te beschermen tegen rekrutering en manipulatie en passende hulp te bieden. De jeugdprofessional kan daarbij een belangrijke rol spelen (Kinderrechtenkader 2024). In het kader van radicalisering is weinig onderzoek hiernaar gedaan. Voor jongeren (en professionals) is dat grijze gebied van beïnvloeding juist zeer relevant. Een voorbeeld daarvan is intergenerationele overdracht van extremistische ideologie binnen familiesystemen (Van Wieringen et al., 2021). Ouders kunnen een risicofactor zijn indien zijn er zelf radicale denkbeelden op nahouden en deze overdragen aan hun kinderen. Uiteraard kunnen ouders ook een beschermende factor zijn door hun kinderen weerbaarder te maken tegen ongewenste radicalisering. Verwezen wordt naar andere richtlijnen voor Jeugdhulp en Jeugdbescherming waarin expliciet aandacht wordt gegeven aan de omgang met- en ondersteuning door jeugdprofessionals van ouders. In het grijze gebied van beïnvloeding binnen familiesystemen moet de hulpverlener er scherp op zijn dat omstandigheden, activiteiten, meningen of overtuigingen van ouders niet aan kinderen mogen worden tegengeworpen (non-discriminatiebeginsel, artikel 2 IVRK).

    Trends van radicalisering

    In de jaren 2010-2020 werd zorgwekkende radicalisering voornamelijk geassocieerd met jihadisme. Dit was een gevolg van aanslagen door islamitische terroristen en van uitreizigers naar strijdgebieden in het Midden-Oosten. Onderzoek naar trends in radicalisering laat aan het begin van de jaren ’20 echter een toename zien van rechts- en anti-institutioneel extremisme dat zich niet alleen zich richt op de overheid, maar ook op organisaties en instituties (NCTV, 2022; Van Wonderen et al. 2023). Dit extremisme speelt zich met name online af (zie Bouwsteen 2: Oorzaken en factoren – aanbeveling D en E). De afgelopen jaren zijn er steeds minder publieke uitingen van jihadistisch gedachtegoed te zien, zowel fysiek als online. Hoewel het jihadisme minder zichtbaar is, vormen aanhangers van het jihadisme wel nog steeds een veiligheidsdreiging (zie Bouwsteen 2: Oorzaken en factoren – aanbeveling D en E).  Ook binnen de radicale onderstroom van het anti-institutioneel activisme zijn aanwijzingen voor verdere radicalisering. Hierbij wordt de geweldsdreiging voornamelijk gevormd door individuen en kleine groepen die vatbaar kunnen zijn voor opruiende (online) complottheorieën (NCTV, 2022).

    Er zijn geen precieze cijfers over het aantal geradicaliseerde personen. Het is moeilijk om hier zicht op te krijgen, omdat dit niet in de openbaarheid plaatsvindt en/of omdat het vaak niet meetbaar is. Wel zijn er cijfers over het aantal geradicaliseerde personen die extremistische strafbare feiten hebben gepleegd. Er zijn bijvoorbeeld enkele honderden personen, vooral jongeren, die zijn uitgereisd of hebben geprobeerd uit te reizen naar strijdgebieden ten tijde van de burgeroorlog in Syrië (Landelijk Steunpunt Extremisme, 2018). Ook zijn er veroordelingen voor extremistisch activisme, zoals bedreigingen, vernielingen en brandstichting. Het percentage mensen dat strafbare feiten pleegt vanwege extremisme is niet hoog. Vaak komen deze personen uit extremistische netwerken die uit meerdere personen bestaan. Die andere personen zijn dan zelf (nog) niet overgegaan tot (gewelddadig) extremistische activiteiten, maar zijn vaak wel daartoe bereid. Het aantal mensen dat op een zorgelijke manier is geradicaliseerd ligt dus hoger dan het aantal mensen dat een bekend strafbaar feit heeft gepleegd. Ook de bestaande hulplijnen voor vragen over radicalisering zeggen iets over de omvang. Zo heeft het Landelijk Steunpunt Extremisme in ongeveer vijf jaar tijd zo’n duizend informatievragen van professionals of ouders gekregen, en tweehonderd families of personen begeleid.

B. Pedagogische invalshoek
Uitgangsvraag en aanbevelingen
Reageer!