Aanbeveling:
Weet welke factoren de kans op zorgwekkende radicalisering vergroten en welke factoren kunnen leiden tot een volgende stap in het radicaliseringsproces. Neem deze kennis mee in de weging van een casus en het opstellen van een aanpak.
Zorgwekkende radicalisering is een complex proces, waarbij veel verschillende individuele, sociale en maatschappelijke factoren een rol spelen in verschillende combinaties. Deze voedingsbodem voor radicalisering kan voor iedereen anders zijn. Denk aan algemene gevoelens van frustratie over het eigen leven of de situatie in de wereld, een achtergestelde maatschappelijke positie, een slecht sociaal netwerk, gezinsproblematiek, algemene gevoelens van discriminatie en psychische/psychiatrische problemen. Er is nooit één enkele oorzaak, eerder een dynamiek in oorzaken. Tevens kunnen oorzaken van radicalisering per individuele jongere verschillen. Bovendien worden niet alle jongeren bij wie er sprake is van een voedingsbodem voor radicalisering, ook daadwerkelijk radicaal of extremistisch.
Jongeren kunnen op allerlei manieren tot radicale ideeën worden aangezet, of in aanraking komen met boodschappen van extremistische groeperingen. Bijvoorbeeld door de invloed van familieleden of vrienden, of door rechtstreeks contact met extremistische groepen en organisaties. In toenemende mate verloopt dit proces (ook) online.
Het risico van zorgwekkende radicalisering kan samengaan met andere kwetsbaarheden. Mede op basis van kennis uit het buitenland (bijvoorbeeld richtlijnen rondom kinderbescherming in Sussex, Verenigd Koninkrijk), zijn de volgende kwetsbaarheidsindicatoren bij individuele jongeren, en mogelijke uitingen die deze met zich mee kunnen brengen, relevant:
Identiteitscrisis
Persoonlijke omstandigheden
Criminaliteit
Er zijn drie typen factoren die radicaliseringsprocessen bij jongeren beïnvloeden:
Inzicht in risicofactoren en triggerfactoren kan van betekenis zijn bij het herkennen van zorgwekkende radicalisering. Het voordoen van een enkele of zelfs meerdere risico- of triggerfactoren hoeft echter niet per se tot radicalisering te leiden. Inzicht in de diverse risico- en triggerfactoren biedt ook aanknopingspunten om te bepalen welke organisaties en personen een rol kunnen spelen per gebeurtenis, of welke juist niet. Daarnaast biedt inzicht in al deze factoren handvatten voor preventieve aanpakken tegen zorgwekkende radicalisering.
Risicofactoren voor zorgwekkende radicalisering zijn factoren (gedragingen, omstandigheden, kenmerken) die de kans vergroten dat een radicaliseringsproces zich bij een jongere manifesteert. Een signaal van radicalisering is niet hetzelfde als een risicofactor. Omgekeerd kunnen risicofactoren wel een signaalfunctie voor radicalisering hebben. Een signaal is een actueel teken of kenmerk bij een jongere dat er iets aan de hand is (zie Bouwsteen 3: Signalering en oordeelsvorming). De verklaring daarvoor kan zijn dat er sprake is van zorgwekkende radicalisering, maar dit hoeft niet altijd zo te zijn.
Risicofactoren voor zorgwekkende radicalisering manifesteren zich op meerdere niveaus: op individueel niveau en in de omgeving, op sociaal en maatschappelijk niveau.
Individuele kenmerken kunnen onderdeel zijn van de voedingsbodem voor zorgwekkende radicalisering. Denk aan leeftijd, de aanwezigheid van psychische en gedragsproblematiek en bepaalde drijfveren. Eén van de drijfveren die radicalisering kan aanwakkeren, is waargenomen onrechtvaardigheid. Ook pest-ervaringen, somberheid en angst, al of niet als gevolg van psychologisch trauma, kunnen risicofactoren zijn die kunnen bijdragen aan radicalisering.
Risicofactoren in de omgeving van een jongere zijn:
Ook het aanbod van radicale ideologieën (online en offline) is van invloed op zorgwekkende radicalisering. Jongeren kunnen kennisnemen van deze radicale ideologieën via onder andere propaganda, het ontmoeten van een radicaal persoon of het toetreden tot een radicale groep. Radicalisering is daarmee een samenspel van individuele risicofactoren, sociale risicofactoren (peers en familie) en de bredere voedingsbodem op het niveau van de samenleving aan de ene kant, en het aanbod van radicale ideologieën aan de andere kant
Dit wordt inzichtelijk gemaakt aan de hand van het vraag-aanbodmodel van Mellis (2007). Het vraag-aanbodmodel maakt inzichtelijk hoe radicale gewelddadige keuzen kunnen ontstaan in het samenspel van individuele factoren, sociale factoren (peers en familie), de bredere voedingsbodem op samenlevingsniveau én het aanbod aan radicale ideologieën:
Wat maakt dat gevoelens van ongenoegen en uitsluiting bij sommige jongeren het begin vormen van een radicaliseringsproces en bij anderen niet? Of wat maakt dat sommige jongeren die aan het begin staan van een radicaliseringsproces ‘door-radicaliseren’ en anderen niet? Het radicaliseringsproces bij een jongere is een interactie tussen push- en pull-factoren. De push-factoren duwen een jongere richting zorgwekkende radicalisering. Een jongere voelt zich bijvoorbeeld gediscrimineerd, uitgesloten of onrechtvaardig behandeld. De pull-factoren trekken een jongere over de streep. Onderdeel hiervan is de beschikbaarheid op het juiste moment van radicale boodschappen, bijvoorbeeld via sociale media. Of de aanwezigheid van relevante anderen die de jongere meetrekken in (verdere) radicalisering, zoals geradicaliseerde leeftijdgenoten of een (online) ronselaar.
Concrete gebeurtenissen zetten een radicaliseringsproces vaak in gang, of versnellen het proces. Een voorbeeld is de dood van een naaste, of het verbreken van een sociale relatie. Die gebeurtenissen heten ook wel triggerfactoren. Triggerfactoren kunnen een proces van radicalisering ook vertragen, of zelfs omkeren. Triggerfactoren onderscheiden zich van push- en pull-factoren door hun incidentele karakter. Het zijn geen omstandigheden, maar gebeurtenissen die zich onverwachts kunnen voordoen en een onmiddellijk effect hebben.
Triggerfactoren in een radicaliseringsproces spelen een rol op drie niveaus:
Met de Tool Triggerfactoren kunnen professionals snel nagaan wat zij kunnen doen om te voorkomen dat bepaalde factoren tot problemen leiden. De factoren zijn ingedeeld op persoonlijk niveau, het niveau van de groep en dat van de samenleving. De factoren kunnen een radicaliseringsproces in gang zetten en verder versterken. Niet elke factor is op zichzelf noodzakelijk of voldoende voor zorgwekkende radicalisering. Het gaat altijd om een combinatie van factoren in samenspel met omstandigheden en eigenschappen.
Triggerfactoren kunnen in verschillende fasen van het radicaliseringsproces plaatsvinden. Ze zorgen vaak voor de overgang van de ene naar de andere fase. De figuur toont twee mogelijkheden voor het verloop van zo’n proces (uit: Feddes et al., 2015).
Persoon A doorloopt een duidelijk ander proces van radicalisering dan persoon B. Bij beiden vindt echter geen lineaire ontwikkeling plaats van gevoeligheid voor radicalisering tot actie. Het proces verloopt soms traag en soms snel.
Deze wendingen en snelheidsveranderingen zijn indicaties van gebeurtenissen die als triggerfactoren in het radicaliseringsproces werken. Triggerfactoren representeren twee typen gebeurtenissen gerelateerd aan het radicaliseringsproces:
Afhankelijk van het type persoon en de bijbehorende drijfveren kunnen bepaalde triggerfactoren veel of juist weinig effect hebben. Over het algemeen zijn dergelijke typologieën vergelijkbaar voor verschillende verschijningsvormen van radicalisering (zoals rechts-, links- en moslimradicalisering). Op basis van wetenschappelijke literatuur is voor radicaliserende moslims bijvoorbeeld een onderscheid te maken in vier verschillende typen:
Type | Kenmerk | Potentieel effect triggers |
Identiteitszoeker | Worsteling met (hybride) identiteit, zoektocht naar sociale binding. | Gevoelig voor triggers gerelateerd aan identiteit en sociale binding. |
Rechtvaardigheidszoeker | Waarneming van onrecht, zoektocht naar rechtvaardigheid. | Gevoelig voor triggers gerelateerd aan waargenomen onrecht tegen zichzelf of de eigen groep. |
Zingevingszoeker | Crisis op persoonlijk vlak, zoektocht naar houvast en zingeving. | Gevoelig voor triggers op persoonlijk vlak en triggers gerelateerd aan een ideologie die zingeving biedt. |
Sensatiezoeker | Zoektocht naar spanning en avontuur. | Gevoelig voor triggers gerelateerd aan geweld, spanning, romantiek en sensatie. |
In haar proefschrift over extreemrechts activisme in Nederland kwam Sterkenburg (2021) tot een vergelijkbare indeling van typologieën/drijfveren voor rechtsradicalisering, te weten:
Er is geen omvattende theorie van zorgwekkende radicalisering die alle individuele gevallen kan verklaren (Van den Berg, 2022). Wel is het zo dat jongeren in het algemeen meer vatbaar zijn voor radicale boodschappen dan volwassenen. Zij bevinden zich in een levensfase waarin ze een eigen identiteit vormgeven. Tegelijk zijn ze in die periode gevoelig voor groepsdruk, hebben ze meer moeite met het weerstaan van impulsen en willen ze behoeften liefst onmiddellijk bevredigen. Daarnaast spelen sociale factoren een rol, zoals de zogeheten pedagogische mismatch. Hiervan is sprake wanneer thuis, op school en op straat tegenstrijdige normen en waarden bestaan. Jongeren kunnen het gevoel krijgen dat zij nergens thuishoren en het zelf moeten uitzoeken. Zie: Ontstaan van radicalisering.
Er is geen eenduidige wetenschappelijke opvatting over oorzaak en gevolg van zorgwekkende radicalisering. Persoonlijke, sociale en maatschappelijke contexten zijn van belang en werken op elkaar in (Dijkman, 2021). In de afgelopen jaren is een groot aantal studies verricht naar oorzaak en gevolg, en daarin zijn tal van perspectieven te onderscheiden:
Om effectief te kunnen zijn, dient beleid zich niet te richten op slechts één deelaspect van radicalisering, maar op meerdere aspecten.
Voor een indeling van risicofactoren is het mogelijk om onderscheid te maken tussen drie verschillende niveaus waarop deze zich kunnen manifesteren: micro, meso en macro (LaFree & Schwarzenbach, 2021). Op die drie niveaus bestaan factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van een kind tot een volwassene:
Individuele risicofactoren
Individuele drijfveren kunnen onderdeel zijn van de voedingsbodem voor zorgwekkende radicalisering. In wetenschappelijk onderzoek worden globaal vier typen drijfveren onderscheiden. Deze drijfveren kunnen tegelijkertijd in één persoon voorkomen. Maar één drijfveer heeft dan wel de overhand. Drijfveren kunnen betrekking hebben op waargenomen onrechtvaardigheid, identiteit, betekenisgeving en behoefte aan sensatie (Feddes et al., 2015).
In zijn studie ‘Waarom mensen radicaliseren’ (2019) toont Kees van den Bos vanuit sociaalpsychologisch perspectief aan dat radicalisering van moslims, rechts-extreme groeperingen en links-extreme individuen wordt aangewakkerd door waargenomen ‘onrechtvaardigheid’. Waargenomen onrechtvaardigheid is niet alleen een indruk van mensen, maar voelt als ‘echt’ aan. Ook psychologisch trauma, zoals posttraumatische stressstoornis, kan een risicofactor zijn die kan bijdragen aan radicalisering (Ranstorp, 2016).
Wienke en Ramadan (2011) beschrijven dat jongeren tot ongeveer 23 jaar hun identiteit vormen: de ontwikkeling van eigen opvattingen, normen en waarden door en in interactie met de directe sociale omgeving, zoals familie, vrienden, school, werk en media (Van Yperen, 2009). In de leeftijdsfase 14 tot 23 jaar hebben ze vaak moeite om tot weloverwogen keuzes te komen en daarbij de gevolgen van hun keuzes te overzien. Plannen, prioriteiten stellen, abstracte denkprocessen uitvoeren en anticiperen vinden ze vaak moeilijk. Dit komt omdat in deze periode het hersengebied dat verantwoordelijk is voor rationele afwegingen zich langzamer ontwikkelt dan andere hersengebieden (Crone, 2008). Het juist interpreteren van sociale signalen is vaak lastig. Jongeren denken al snel dat een ander hen niet respecteert en voelen zich snel aangevallen. Door het stijgen van de hormoonspiegel hebben jongeren grotere stemmingswisselingen en een neiging tot roekeloos gedrag. Ook willen ze vaak ‘kicks’ opzoeken (behoefte aan sensatie). Door een combinatie van een beperkte impulscontrole, een streven naar directe behoeftebevrediging en een gering relativeringsvermogen, kan een jongere in deze levensfase riskant gedrag vertonen, zonder het gevaar te zien (Jolles, 2011).
Tijdens de puberteit is een positief stimulerende omgeving erg belangrijk. Deze kan voor een groot deel het risico op ontspoord gedrag tenietdoen (Jolles 2011). Kijkend naar de achtergronden van jongeren die betrokken waren bij de aanslagen in Parijs en Brussel, blijkt dat zij afkomstig zijn uit wijken waar sprake is van een opeenstapeling aan risico’s voor opgroeien, zogenaamde jihadogene omgevingen (Khosrokhavar, 2018). Deze plekken zijn een voedingsbodem voor radicalisering (Truong, 2018).
Risicofactoren in de omgeving
Sieckelinck en Gielen (2020) onderscheiden risicofactoren voor zorgwekkende radicalisering op zowel individueel niveau als omgevingsniveau. Deze risicofactoren zijn grotendeels gebaseerd op het caleidoscopisch model van Ranstorp (2016). Ranstorp benoemt naast individuele factoren de eerdergenoemde omgevingsfactoren. (zie: Bouwsteen 4: Aanpak en interventies, aanbeveling over Versterken veerkracht en weerbaarheid).
Een radicaliseringsproces bij jongeren is een interactie tussen push- en pullfactoren (Van den Berg, 2022; Nickolson, Van Bergen, Feddes, Mann en Doosje (2021); Sieckelinck en Gielen, 2020; Truong, 2018; Sikkens, Van San, De Winter & Sieckelinck., 2017; Ranstorp, 2016; Feddes, Nickolson & Doosje, 2015; Kruglanski et al., 2013; Schmid, 2013; Korteweg, Gohel, Heisbourg, Ranstorp, & De Wijk, 2010). Push-factoren duwen een jongere richting radicalisering. Pull-factoren trekken een jongere over de streep.
Triggerfactoren onderscheiden zich van push– en pullfactoren door hun incidentele karakter. Het zijn geen omstandigheden, maar gebeurtenissen die zich onverwachts kunnen voordoen en een onmiddellijk effect hebben (Van den Berg, 2022; Feddes, Nickolson & Doosje, 2015). Triggerfactoren zijn concrete gebeurtenissen die, vaak in combinatie met elkaar, de emmer doen overlopen en die daarmee het proces van radicalisering in gang kunnen zetten, versnellen (of vertragen), maar ook kunnen omkeren (Feddes et al, 2015). Gevoelens van frustratie en persoonlijke gebeurtenissen in het leven van de jongere zijn eveneens triggerfactoren. Denk aan een scheiding van ouders, waardoor de jongere onzeker wordt en daardoor minder weerbaar.
Niet elke gebeurtenis is meteen een trigger voor zorgwekkende radicalisering. Sommige gebeurtenissen vinden bij veel jongeren plaats, die niet allemaal radicaliseren. Het hangt onder meer af van de impact van de gebeurtenis. Bijvoorbeeld hoe recent deze heeft plaatsgevonden en of er meerdere van dit soort gebeurtenissen zijn geweest.
Katalysatoren zijn gebeurtenissen die een radicaliseringsproces versnellen of juist vertragen. Een voorbeeld van een katalysator die een versnellende werking heeft, is het toetreden tot een radicale (vrienden)groep. Deze gebeurtenis kan ertoe leiden dat een jongere daadwerkelijk de stap zet van verkenning naar lidmaatschap. Een voorbeeld van een katalysator die een verzwakkende werking kan hebben – en het radicaliseringsproces juist kan vertragen – is het aangaan van een relatie. Sommige katalysatoren, zoals jeugddetentie, kunnen zowel een versterkende als verzwakkende werking hebben op radicalisering. Het komen tot inkeer tijdens detentie kan namelijk een verzwakkende werking hebben. Of de persoon in detentie tot inkeer komt of niet, hangt af onder meer van hoe de detentie wordt ervaren en wie de persoon tijdens zijn detentie tegenkomt.
Definities typen triggerfactoren (keerpunten en katalysatoren). Uit: Feddes et al., 2015.
Concept | Definitie | Referenties |
Oorzakelijke factoren (root factors) | Omstandigheden die ten grondslag liggen aan het radicaliseringsproces. | Moghaddam, 2005; King & Taylor 2011; Kruglanski & Fishman, 2009; Veldhuis & Staun, 2009. |
Katalysator | Gebeurtenis in het leven van een persoon die het (de-) radicaliseringsproces versnelt of vertraagt. | Christmann, 2012; Veldhuis & Bakker, 2007; Veldhuis & Staun, 2009. |
Keerpunt | Gebeurtenis in het leven van een persoon die een keerpunt inleidt en een proces van radicalisering in gang zet of omkeert (deradicalisering). | McGloin et al., 2011; Rutter, 1994; Zammit, 2013; Wiktorowicz, 2004; Demant et al. 2008; Van der Valk & Wagenaar, 2010.
|
Identiteitszoeker
Onderzoek uit de ontwikkelingspsychologie en sociale psychologie heeft uitgewezen dat het ontwikkelen en behouden van een positieve identiteit belangrijk is voor mensen (Erikson, 1968, Tajfel & Turner, 1979). Daarnaast hebben mensen over het algemeen de sterke behoefte om bij een groep te horen (Baumeister & Leary, 1995). Aan de groep kan een individu zijn eigenwaarde (zelfvertrouwen) ontlenen en de groep kan daarmee onzekerheid reduceren die gebeurtenissen in het leven met zich mee kunnen brengen (Hogg, 2014; Van den Bos et al., 2009; Doosje, et al., 2013). Bij sommigen is deze behoefte (of het gebrek) aan een positieve identiteit duidelijker aanwezig dan bij anderen, wat hen gevoeliger kan maken voor zorgwekkende radicalisering. Omdat sommige personen deze worsteling sterker doormaken dan anderen, zijn identiteitszoekers vooral ontvankelijk voor specifieke triggerfactoren gerelateerd aan de identiteit en de behoefte aan sociale binding.
Rechtvaardigheidszoeker
Bij deze individuen speelt het concept van relatieve deprivatie een grote rol: de perceptie dat de eigen groep oneerlijk behandeld wordt vergeleken met een andere groep (Buijs et al. 2006; Doosje et al., 2013; Kepel, 2004; Moghaddam, 2005; Van den Bos et al., 2009). Gebeurtenissen gerelateerd aan ervaren onrecht zijn voor deze groep daarom belangrijke triggerfactoren. Dat kunnen persoonlijke en directe ervaringen zijn, gebeurtenissen die een lokale vriendengroep of geloofsgemeenschap treffen, of waargenomen onrecht ten opzichte van de eigen groep op landelijk of wereldniveau.
Zingevingszoeker
Volgens wetenschappers (bijvoorbeeld Kruglanski at al., 2013; Kepel, 2004; Linden, 2009; Buijs et al., 2006) speelt het ervaren van zingeving een sleutelrol in het radicaliseringsproces. In een zogenaamde ‘quest for significance‘ (zoektocht naar erkenning) proberen mensen zin te geven aan hun bestaan die in lijn is met de waarden van de gemeenschap waar ze zich lid van voelen. Dit kan onder andere worden bereikt door identificatie met een ideologie of een religie. Deze vereenzelviging kan er zelfs toe leiden dat de persoon in kwestie zichzelf opoffert in het belang van de groep. In het radicaliseringsproces van zingevingszoekers spelen voornamelijk triggers op persoonlijk vlak (bijvoorbeeld de dood van een naaste) een potentiële rol.
Sensatiezoeker
Venhaus (2010) noemt hen thrill seekers: verveelde mannen met veel energie, die hun mannelijkheid willen aantonen door het (radicale) avontuur aan te gaan. Ook Bjørgo en Carlsson (2005) noemen thrill seeking als belangrijke drijfveer voor mensen om zich bij extreme groepen aan te sluiten. Daarbij merken ze op dat deze mensen relatief vaak tot geweld overgaan. Van der Valk en Wagenaar (2010) onderscheiden in dat kader de ‘geweldzoekers’: jongeren die gemotiveerd worden door het avontuur en het geweld van de strijd. Ook de romantiek van de strijd speelt voor dit type geradicaliseerde jongeren een rol.