“De moeilijkste situaties voor professionals zijn de situaties met een niet-pluis-gevoel”
Jeugdprofessionals ervaren knelpunten bij de preventie en aanpak van radicalisering bij jongeren. Daarom is de richtlijn Radicalisering ontwikkeld en gepubliceerd. Chris Kuiper was als voorzitter van de ontwikkelwerkgroep betrokken. Wat valt hem op?
Hoe helpt deze richtlijn jeugdprofessionals bij preventie en aanpak van radicalisering?
“Het mooiste van de richtlijn is dat er een verschil wordt gemaakt tussen radicalisering en zorgwekkende radicalisering. De richtlijn helpt om gezond pubergedrag te onderscheiden van zorgwekkende radicalisering. Iedere jongere zal zich op een gegeven moment afzetten tegen van alles. Als professional kun jezelf dan afvragen: past dit gedrag bij de puber en moet je rustig blijven ademhalen? Of geeft het gedrag een niet-pluis gevoel? Wanneer moet je je als professional echt zorgen gaan maken over zorgwekkende radicalisering? De richtlijn Radicalisering geeft daar handvatten voor.
Het gebruik van richtlijnen is niet eng, maar kan je als jeugdprofessional houvast bieden. Alleen ontslaat zelfs de beste richtlijn je nooit van de verantwoordelijkheid om zelf ook na te denken. En verantwoord afwijken kan altijd. Lees je niks nieuws in de richtlijn? Dan is dat geweldig. Je bent al goed op de hoogte. Zie het als een compliment aan jezelf en niet als een teleurstelling.
Ik hoop dat elke professional iets weet van pubergedrag. Maar een van de moeilijkste situaties voor zorgverleners en onderwijsprofessionals is de situatie van een niet-pluis-gevoel. Dat zijn de momenten dat je als professional een grote verantwoordelijkheid voelt, waarin je ook best eenzaam kunt zijn. In de richtlijn lees je dat een organisatie ook de verantwoordelijkheid heeft om allerlei dingen te doen. De bedoeling is dat een professional zich in dit soort situaties niet alleen voelt.
Als professional mag je de pedagogische ruimte die de jeugdwet geeft breed invullen. Tegelijkertijd kunnen professionals zich bedreigd voelen door SKJ’s, door BIG registraties, door het tuchtrechtgedeelte: als ik het maar niet fout doe. De organisatie heeft een rol in het ondersteunen van professionals om hun pedagogische ruimte te pakken. We kijken heel gemakkelijk of de individuele professional het goed doet. Maar juist het faciliteren, het ondersteunen van het leren en steun geven aan professionals als het moeilijk is, is een taak van de organisatie.”
Hoe kijk je terug op het ontwikkelproces?
“De richtlijn Radicalisering is wat minder traditioneel in opzet. Omdat er nog zo weinig bewijs is van wat werkt en wat niet werkt, is de gebruikelijke vorm van de evidence based richtlijn ontwikkeling minder van toepassing. Dat vroeg meer creativiteit en samenwerking binnen de ontwikkelgroep van de richtlijn, wat ik echt prettig vond. Omdat er nog onvoldoende wetenschappelijk bewijs voorhanden was, hebben we met elkaar houvast gezocht in ervaringskennis van jongeren, ouders en professionals. Ook hebben we ervaringskennis van onderwijsprofessionals meegenomen in de ontwikkeling.
Ik vind dat het betrekken van de jongeren bij de richtlijn goed gelukt is in dit proces. Er wordt heel makkelijk gezegd dat je jongeren altijd moet betrekken. Maar voor je het weet, wordt dat ingevuld door een ouder te laten plaatsnemen in een ontwikkelgroep. Bij deze richtlijn hebben we een specifieke groep jongeren met dit risico op radicalisering kunnen bevragen. Dat vond ik zeer waardevol.
Als we ons werkelijk willen richten op jongeren, is de betrokkenheid van het onderwijs bij richtlijnontwikkeling van belang. In de toekomst zou ik het mooi vinden als we ons bij alle richtlijnen niet alleen op de zorg richten, maar op zorg én onderwijs. Het onderwijs is een van de eerste plekken waar je jongeren goed ziet, wat niet meteen een hulpverlenerscontext is. Waar je ook gedrag in andere situaties kunt meenemen.”
Wijze les voor professionals en organisaties?
“De wijsheid over radicalisering staat in de richtlijn. Mijn bescheiden rol als voorzitter van de Ontwikkelwerkgroep was om te zorgen dat er een eenduidig verhaal kwam. De inhoudelijke- en ervaringsdeskundigen hebben de belangrijkste bijdrage verzorgd. Als ik kijk naar de wijze les voor professionals, is die vooral: wees niet bang om richtlijnen te gebruiken. Ze bieden echt houvast. En wat er ook gebeurt, probeer zelf te blijven nadenken. Je zou ook dispuut kunnen vragen. Voor organisaties vind ik het van belang om eigen verantwoordelijkheid te nemen en een balans te vinden tussen wettelijke voorschriften en wat de professional nodig heeft.”
Prof. dr. Chris Kuiper is lector Transformaties in de zorg voor jeugd aan de Hogeschool Leiden, bijzonder hoogleraar Intergenerationele overdracht van risico- en beschermende factoren in de opvoeding van jeugdigen aan de Universiteit van Amsterdam en als directeur Innovatie en Kwaliteit werkzaam voor de instelling iHub voor familiezorg.