Een problematische gehechtheidsrelatie gaat vaak samen met probleemgedrag bij de jeugdige. Bij ernstige gehechtheidsproblemen zijn die gedragproblemen ernstiger. De combinatie van gehechtheidsproblemen en gedragsproblemen maakt de behandeling lastig, want beide problemen verdienen serieuze aandacht. Daarom bevelen we in het hoofdstuk Prognose aan dat er, naast diagnostiek en behandeling van de gehechtheidsproblemen, ook altijd aanvullende begeleiding gezocht moet worden voor de omgang met gedragsproblemen van de jeugdige. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de Richtlijn Ernstige gedragsproblemen. Andersom geldt dat bij jeugdigen met veel probleemgedrag het altijd van belang is om te kijken naar de gehechtheidsrelatie. Deze richtlijn wil handvatten daarvoor bieden.
Eerst zal vastgesteld moeten worden of een jeugdige een problematische gehechtheidsrelatie heeft. Daarvoor wordt in het hoofdstuk Signalering en Diagnostiek een stappenplan beschreven. Mochten er duidelijke aanwijzingen zijn dat er problemen zijn met de gehechtheidsrelatie, dan is het belangrijk dat er iets gedaan wordt aan die gehechtheidsrelatie. Een belangrijke boodschap in deze richtlijn is dat problematische gehechtheidsrelaties altijd weer bijgestuurd kunnen worden, bij voorkeur via de ouders aan wie de jeugdige gehecht is. Wanneer de gehechtheidspersoon – de ouder dus – sensitief en voorspelbaar op de jeugdige reageert kan een problematische gehechtheidsrelatie bijgesteld worden. Voorwaarde daarbij is wel dat de situatie waarin ouder en jeugdige zich bevinden, redelijk stabiel is. Als dat zo is, kunnen jeugdzorgwerkers zoals ambulant begeleiders, ouders ondersteunen of coachen hoe zij sensitief kunnen reageren op hun zoon of dochter.
Daarnaast zijn er diverse preventieve interventies ontwikkeld om ouders te ondersteunen bij het sensitief reageren op hun zoon of dochter (en diens problematische gedrag), waarvan de werkzaamheid op zijn minst theoretisch is aangetoond. Deze preventieve interventies zijn vooral geschikt voor kinderen tot ongeveer 7 jaar. Ook voor de behandeling van problematische gehechtheid bij kinderen vanaf 7 jaar zijn interventies beschikbaar. Voor gezinnen die tot een specifieke risicogroep behoren zijn eveneens effectieve interventies beschikbaar. Hierbij worden ouders getraind om sensitief en adeqaat te reageren op hun kind, of leren mentaliseren (=reflecteren) met behulp van cogntieve gedragtherapie en psychotherapie. Zie verder het hoofdstuk Preventie en interventie.
Er kunnen allerlei redenen zijn waarom het niet meer mogelijk is om ouders bij te sturen of te coachen in het sensitief reageren op hun zoon of dochter (eventueel met behulp van een interventie). Het kan zijn dat de ouder aan wie de jeugdige problematisch gehecht is, niet in staat is om sensitief om te gaan met de jeugdige, of dit te leren. Het kan ook dat die ouder niet meer beschikbaar is voor de jeugdige, of dat er geen sprake is van een stabiele situatie. Dan is bijsturen van ouderlijk gedrag weinig zinvol. In die situaties zou het heilzaam kunnen zijn voor het jeugdige kind om zich te hechten aan andere volwassen verzorgers zoals pleeg-/gezinshuisouders, of pedagogisch medewerkers. Er wordt dan een nieuwe gehechtheidsrelatie opgebouwd die deels kan compenseren voor de problematische gehechtheidsrelatie die het kind al eerder had opgebouwd.
Wanneer besloten wordt dat een jeugdige een nieuwe band opbouwt met een volwassene, betekent dat niet dat de band met de ouders verbroken wordt. De gehechtheidsrelatie die een jeugdige in zijn vroege jeugd heeft opgebouwd met zijn ouder(s), moet gerespecteerd worden. Het is daarom belangrijk dat het kind in principe contact kan onderhouden met deze gehechtheidspersoon. Alleen in extreme, voor de jeugdige beschadigende, situaties mag de band met de ouder(s) verbroken worden. Gezien de enorme schade die een jeugdige van zo’n scheiding kan ondervinden, is het belangrijk dat er – ook wanneer de jeugdige niet meer bij deze ouder woont – toch geprobeerd wordt om contact te onderhouden met deze gehechtheidspersoon.
Voor veel jeugdigen met een problematische gehechtheidsrelatie zal niet direct duidelijk zijn of de band met de eigen ouders weer hersteld kan worden, of dat ze een nieuwe gehechtheidsrelatie kunnen opbouwen met een andere volwassene. In dat geval is de jeugdige sowieso gebaat bij verzorgers die sensitief en voorspelbaar reageren op hen. Om sensitief te reageren is het van belang dat de jeugdprofessional oog heeft voor de gevoelens, wensen en behoeften van het kind die achter diens lastige gedrag schuil gaan. Dat vereist veel inzet en geduld. Wat de professional zelf ervaart en voelt bij zowel het gedrag van het kind als van de ouders is doorslaggevend voor zijn/haar manier van werken. Dat vraagt zelfkennis en het vermogen om te reflecteren op zichzelf.