Pleegzorg

3. Stabiliteit van de plaatsing bevorderen en breakdown voorkomen

Aanbevelingen

  • Neem in de matchingsprocedure factoren van het pleegkind, factoren van het pleeggezin, factoren van ouders, voorkeuren van ouders en pleegkinderen én de interactie tussen pleegkind, ouders en pleegouders mee. Heb ook aandacht voor de eventuele eigen kinderen van pleegouders. Besteed ook aandacht aan de overeenkomsten en verschillen tussen normen en waarden van ouders en pleegouders.

  • Verzamel op structurele wijze informatie en leg professionele overwegingen vast, zodat de beslissing transparant is. Matching is inzichtelijk maatwerk.

  • Zorg voor extra ondersteuning en begeleiding wanneer er – bijvoorbeeld door een tekort aan pleeggezinnen – geen optimale match gemaakt kan worden. Denk hierbij aan intensieve pleegzorgbegeleiding, extra ondersteuning vanuit het netwerk en/of een aanvullende interventie.

  • Creëer draagvlak bij ouders voor (de geschiktheid van) het pleeggezin. Investeer in de samenwerking met ouders en werk aan het verdragen en langzamerhand accepteren van de plaatsing door de ouders.

  • Zet bij pleegkinderen van tien jaar of ouder die kampen met gedragsproblemen en al veel verplaatsingen achter de rug hebben altijd zeer intensieve pleegzorgbegeleiding in, zeker als de gedragsproblemen voortkomen uit een problematische gehechtheid of trauma. Wanneer deze intensieve begeleiding niet mogelijk is, overweeg dan of een pleegzorgplaatsing wel de beste optie is. Het risico op een breakdown en daarmee extra schade voor het pleegkind is bij een plaatsing namelijk erg groot. Alternatieven zijn plaatsing in een gezinshuis of een leefgroep.

  • Zet ter voorkoming van een breakdown zo nodig interventies in gericht op afname van kindproblemen en/of versterking van opvoedingsvaardigheden, zoals hechtingsensitief pleegouderschap (zie hoofdstuk 1).

  • Leg het accent in de pleegzorgbegeleiding niet zozeer op de ervaren gezinsbelasting, maar op het opvoedgedrag van pleegouders. Bied de pleegouders psycho-educatie, opvoedingsondersteuning en opvoedtraining met behulp van het lokale team of specialisten uit jeugdhulp. Dit is van grotere invloed op het voorkómen van een breakdown dan een focus op de ervaren gezinsbelasting.

  • Ondersteun pleegouders zodanig dat ze adequaat om kunnen gaan met het probleemgedrag en/of de beperking van hun pleegkind. Pleegouders dienen daarbij ondersteund te worden in het onderkennen en interpreteren van afwijkend en leeftijdsadequaat gedrag, maar ook bij het onderkennen van trauma.

  • Bevorder in de opvoedingsondersteuning van pleegouders dat zij:

    • ondersteunen (bemoedigen, gewenst gedrag positief bekrachtigen, helpen, affectie tonen);
    • toezicht houden (reguleren van kindgedrag met behulp van uitleg, aanwijzingen en consequent leidinggeven);
    • aansluiten bij de ontwikkelingsleeftijd van het pleegkind;
    • het pleegkind de mogelijkheid bieden over zijn/haar verleden te praten;
    • toezicht houden op het doen en laten van het pleegkind.
  • Wees in de opvoedingsondersteuning van pleegouders alert op het gedrag van de pleegouders. Ondersteunen zij het pleegkind onvoldoende, oefenen ze te veel controle uit en straffen ze inconsequent, dan vergroot dat de kans op probleemgedrag bij het pleegkind en daarmee op een breakdown. Probeer dit opvoedgedrag om te buigen door aan te geven dat agressief en/of teruggetrokken gedrag niet gezien moet worden als een persoonlijke aanval of afwijzing van de pleegouders door het pleegkind.

  • Zet bij pleegkinderen met ernstige gedragsproblemen geen gewone pleegzorg in maar therapeutische pleegzorg (zoals TFCO-A) en/of ondersteun hen met een intensieve gedragstherapeutische oudertraining (zie het hoofdstuk De ontwikkeling van het pleegkind volgen en stimuleren en de Richtlijn Ernstige gedragsproblemen voor jeugdhulp en jeugdbescherming).

  • Zorg bij overplaatsing van pleegkinderen dat er een goede kennismakings- en gewenningsperiode is, aangepast aan de leeftijd van het pleegkind.

… Meer

Ondersteuning bij een overplaatsing
Reageer!