Pleegzorg

1. De ontwikkeling van het pleegkind volgen en stimuleren

Beschermende factoren en risicofactoren

Er is nog weinig kennis over de ontwikkelingsstaat van pleegkinderen bij komst in het pleeggezin, hoe de ontwikkeling van pleegkinderen zich verhoudt tot de ontwikkeling van ‘normale’ jeugdigen en hoe pleegkinderen zich ontwikkelen in een pleeggezin.

Er zijn verschillende factoren van invloed op de ontwikkeling van pleegkinderen in een pleeggezin. Aan de ene kant zijn er beschermende factoren die een positieve invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van het pleegkind, en aan de andere kant risicofactoren die een negatieve invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van het pleegkind.

Beschermende factoren

  • Een snelle beslissing of het pleegkind al dan niet teruggeplaatst wordt bij de ouders. Zo’n snelle beslissing biedt – ongeacht de uitkomst – het pleegkind, de ouders en de pleegouders zekerheid.

  • Een stabiele plaatsing. Dit zorgt voor continuïteit en voorspelbaarheid voor het pleegkind. Hiervoor moeten overplaatsingen tot het minimum beperkt worden en risico’s op een voortijdige beëindiging van een plaatsing tijdig worden gesignaleerd en aangepakt. Jonge pleegkinderen, pleegkinderen met geen/weinig gedragsproblemen en pleegkinderen die nog niet veel overplaatsingen hebben meegemaakt, lopen een kleiner risico op voortijdige beëindiging van de plaatsing.

  • Ouders die de plaatsing verdragen en langzamerhand accepteren.

  • Goede samenwerking tussen ouders en pleegouders.

  • Pleegouders met een autoritatieve opvoedingsstijl. Dat wil zeggen dat de pleegouders ondersteuning bieden en controle uitoefenen ten opzichte van het doen en laten van het pleegkind.

  • Pleegouders die goed grenzen kunnen stellen.

  • Pleegouders die veel steun krijgen uit hun sociale omgeving bij het opvoeden van het pleegkind.

  • Een veilige gehechtheidsrelatie tussen het pleegkind en de pleegouders. Zo’n relatie kan worden opgebouwd als de pleegouders de behoeften van het pleegkind aanvoelen en er adequaat op reageren (sensitieve responsiviteit), en zorgen voor de jeugdige alsof het een eigen kind is.

  • Veiligheid binnen het pleeggezin.

… Meer

Risicofactoren

  • Uitstellen van de beslissing of het pleegkind al dan niet teruggeplaatst wordt bij de ouders. Dit zorgt voor onduidelijkheid bij het pleegkind, de ouders en de pleegouders. Daarnaast zorgt het voor bestaansonzekerheid bij het pleegkind en belemmert het pleegouders zich voor het kind open te stellen en een veilige gehechtheidsrelatie op te kunnen bouwen.

  • Een voortijdige beëindiging van een plaatsing en/of een overplaatsing van het pleegkind. Dit kan leiden tot een toename van internaliserend en externaliserend probleemgedrag. Oudere pleegkinderen, pleegkinderen met ernstige gedragsproblemen en pleegkinderen met een geschiedenis van veel overplaatsingen lopen een groter risico op voortijdige beëindiging van de plaatsing.

  • Conflicten tussen ouders en pleegouders.

  • Pleegouders die veel belasting ervaren bij het opvoeden van het pleegkind.

  • Negatieve opvoedingsstrategieën van pleegouders die kunnen leiden tot een toename van probleemgedrag bij het pleegkind.

  • Mishandeling en/of misbruik van het pleegkind in het pleeggezin.

  • Ziekte van (één van) de ouder(s) of andere problemen waardoor het met een of beide ouders niet goed gaat.

  • Een onveilige gehechtheidsrelatie tussen het pleegkind en de pleegouders.

… Meer

Plaatsing in een netwerk- of bestandsgezin is niet op voorhand te typeren als beschermende of risicofactor. Beide vormen van pleegzorg hebben hun eigen krachten en zwaktes. Per pleegkind moet worden afgewogen waar het behoefte aan heeft. Bij de keuze voor een netwerkpleeggezin zal een goede analyse gemaakt moeten worden van de aard van de relatie tussen ouders en pleegouders. Tijdens de plaatsing zal men extra aandacht moeten besteden aan deze relatie en het complete systeem, mochten er problemen rijzen.

In de praktijk blijkt dat ook de volgende beschermende factoren van belang zijn.

  • Wanneer het bestaande netwerk van het kind behouden blijft en samen met het nieuwe netwerk een krachtig systeem vormt om het kind. Ook door het benutten en stimuleren van de eigen kracht van het netwerk. Breng regelmatig het netwerk in kaart. Zie ook het hoofdstuk Samenwerken met het netwerk.

  • Wanneer ouders hun kind expliciet ontschuldigen en toestemming geven om in het pleeggezin te wonen.

  • Wanneer ouders de plaatsing verdragen en langzamerhand accepteren. Jeugdprofessionals kunnen dit bevorderen door ouders een rol te laten behouden in het leven van hun kind (contact, bijvoorbeeld bij belangrijke gebeurtenissen), ouders te begeleiden in hun rouwproces en het vormgeven van hun nieuwe rol, en pleegouders te ondersteunen bij het faciliteren van een blijvende rol voor ouders in het leven van hun kind. Kinderen hebben daar ook recht op. Randvoorwaarden die ouders helpen de plaatsing te verdragen en langzamerhand te accepteren zijn: helderheid over het perspectief, gedeelde besluitvorming en duidelijke afspraken over de doelen, de termijnen en voorwaarden voor terugplaatsing. Daarnaast is het belangrijk dat het zorgteam veel aandacht heeft voor ieders positie en bijdrage.

  • Een goede samenwerking tussen de pleegzorgbegeleider en jeugdbeschermer.

  • Nieuwe pleegouders zo goed mogelijk informeren over het pleegkind en het pleegkind uitleggen waarom het niet meer thuis kan wonen en wat dit met de ouders doet. Kinderen van twaalf jaar en ouder hebben het recht om te weten welke beslissingen volwassenen over hen nemen en waarom. Maar ook voor kinderen jonger dan twaalf jaar is het belangrijk om te weten waarom zij in een pleeggezin wonen en niet thuis (uiteraard afgestemd op de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind). Veel kinderen maken zich zorgen hoe het met hun ouders gaat wanneer zij niet meer in de buurt zijn. Ze maken zich zorgen om broertjes en zusjes of denken dat het hun schuld is dat ze naar een pleeggezin gaan. Om zicht te krijgen op de beleving van het pleegkind, is het raadzaam hierover in gesprek te gaan en het kind uit te leggen wat de reden van uithuisplaatsing is (het kind ontschuldigen). In de ideale situatie zou de jeugdbeschermer of pleegzorgbegeleider zo’n gesprek samen met ouders kunnen voeren. In het gedwongen kader zijn veel ouders het echter niet eens met plaatsing in een pleeggezin, waardoor dit niet mogelijk is. Wanneer het perspectief nog niet duidelijk is, is het belangrijk het pleegkind mee te nemen in het proces en zo veel mogelijk duidelijkheid te bieden als op dat moment mogelijk is. Naast een taak voor de professionals om het pleegkind heen, is het ook de taak van pleegouders om het kind de mogelijkheid te geven over de ouders en de reden van de uithuisplaatsing te vertellen. Continuïteit na 18 jarige leeftijd is ook een beschermende factor voor de ontwikkeling van het pleegkind. Sinds 1 juli 2018 kunnen jongeren tot 21 jaar in hun pleeggezin blijven wonen (en met een duidelijke zorgvraag tot 23).

… Meer

De ontwikkeling van het pleegkind volgen en problemen tijdig signaleren
Inleiding
Reageer!