Dit hoofdstuk bevat een overzicht van aanbevolen programma’s en interventies. De keuze voor programma’s en interventies die toepasbaar zijn binnen de jeugdhulp en jeugdbescherming is hoofdzakelijk gebaseerd op de Databank Effectieve Jeugdinterventies (DEJ) van het NJi en betreft:
selectieve preventie (SP). Het gaat hierbij dus om programma’s ter voorkoming en uitstel van middelengebruik bij jeugdigen die een grotere kans lopen problemen met middelengebruik te ontwikkelen dan anderen. Deze programma’s worden meestal op groepsniveau aangeboden, veelal door of in samenwerking met de jeugdhulp en jeugdbescherming. Onder deze categorie vallen ook programma’s op organisatieniveau, waarbij het gaat om beleid, regels, kennis en houding van medewerkers;
geïndiceerde preventie (GP) oftewel vroeginterventie. Dit zijn dus interventies om een toename in gebruik dan wel het ontstaan van problematisch middelengebruik te voorkomen.
De interventies zijn door de onafhankelijke Erkenningscommissie (Jeugd(interventies beoordeeld op effectiviteit. Deze beoordeling is onderverdeeld in vier niveaus, volgens de criteria van de Erkenningscommissie (Jeugd)interventies:
Goed onderbouwd;
Effectief volgens eerste aanwijzingen;
Effectief volgens goede aanwijzingen;
Effectief volgens sterke aanwijzingen.
Daarnaast zijn interventies opgenomen die afkomstig zijn uit de databank (I-database) van het Centrum Gezond Leven van het RIVM en het overzicht van erkende gedragsinterventies van de Erkenningscommissie Justitiële Gedragsinterventies.
In het hoofdstuk Behandeling (over behandelinterventies) zal blijken dat maar weinig onderzoek is gedaan naar het effect van interventies op de doelgroep van deze richtlijn. De meeste interventies halen daardoor hooguit niveau 1 van effectiviteit (goed onderbouwd). De keuze voor het opnemen van interventies in deze richtlijn wordt daardoor in grote mate bepaald door praktijkkennis over bijvoorbeeld de uitvoerbaarheid, het succes waarmee interventies zijn geïmplementeerd en de mate waarin interventies passen bij de verschillende settings van de jeugdhulp en jeugdbescherming en het speciaal onderwijs. Wanneer voor een specifieke setting maar één interventie beschikbaar is, dan zal deze worden aanbevolen mits de interventie op minimaal niveau 1 effectief is.
Korte beschrijvingen van de interventies zijn in bijlage 2 van de onderbouwing (pdf) opgenomen, uitgebreidere beschrijvingen zijn te vinden in hoofdstuk 5 van de onderbouwing.
Bij een aantal interventies is een overlap met het speciaal onderwijs zichtbaar. De medewerkers die bij het speciaal onderwijs betrokken zijn kunnen hun voordeel doen met deze richtlijn. Zij dienen echter wel rekening te houden met het feit dat de richtlijn niet specifiek voor deze doelgroep is geschreven.