Ernstige gedragsproblemen

Inleiding

Maak een inschatting van de ernst van de gedragsproblemen op basis van de duur, de frequentie, het aantal situaties waarin het gedrag voorkomt, het aantal verschillende typen storend gedrag, het eveneens vóórkomen van andere problemen bij de jeugdige en/of het gezin en de nadelige gevolgen hiervan.

Zet bij kinderen tot twaalf jaar een ouderinterventie gericht op opvoedingsvaardigheden in. Levert deze onvoldoende op, of zijn de gedragsproblemen bij aanvang al zeer ernstig, bied kinderen van acht tot twaalf jaar dan óók cognitieve gedragstherapie aan. Zet bij jongeren vanaf twaalf jaar gezinstherapie of een multisysteeminterventie in, en cognitieve gedragstherapie.

Creëer situaties die het voor de jeugdige mogelijk maken om gewenst gedrag te laten zien en bekrachtig dit gedrag door complimenten te geven en de jeugdige te belonen. Leer de jeugdige nieuwe vaardigheden aan, negeer ongewenst gedrag en geef alleen in uiterste gevallen een milde straf.

Help de jeugdige vaardiger te worden in het oplossen van problemen, zelfmanagement, het waarnemen van situaties en het trekken van juiste conclusies over oorzaak en gevolg. Laat het achterhalen en uitdagen van storende gedachten over aan hiertoe opgeleide cognitief gedragstherapeuten.

Neem in samenspraak met jeugdige en ouders altijd contact op met school. Stel vervolgens samen met jeugdige, ouders en school één plan op waarin staat hoe de gedragsproblemen worden aangepakt en de jeugdige op school kan blijven.

De Richtlijn Ernstige gedragsproblemen voor jeugdhulp en jeugdbescherming biedt handvatten voor de diagnostiek en behandeling van ernstige gedragsproblemen van jeugdigen van drie tot achttien jaar, binnen de context van het gezin en de school. Het betreft ernstig dwars en opstandig gedrag, prikkelbaar, boos of woedend gedrag, anderen ergeren, agressief gedrag en/of antisociaal gedrag. Een uniforme richtlijn voor diagnostiek en behandeling van ernstige gedragsproblemen is om meerdere redenen van belang.

Als een jeugdige ernstige gedragsproblemen heeft, dan heeft dit een negatieve invloed op zijn kwaliteit van leven. Het verstoort zijn relatie met ouders, broers en zussen, het verstoort zijn functioneren op school en zijn opleidingsmogelijkheden, en het bemoeilijkt het aangaan van contacten met adequaat functionerende leeftijdgenoten. De gedragsproblemen van de jeugdige leiden vaak tot handelingsverlegenheid bij ouders, beroepsopvoeders (professionals betrokken bij de opvoeding van jeugdigen) en hulpverleners. Het is lastig om consequent de juiste opvoedingsvaardigheden toe te passen.

Wanneer jeugdigen met ernstige gedragsproblemen delinquent gedrag vertonen, is ook de schade voor slachtoffers, hun omgeving en de samenleving aanzienlijk. Vanwege de ernstige gevolgen van de problematiek – voor de jeugdige zelf, diens omgeving en de maatschappij – is het van groot belang tijdig in te grijpen. Zo kan worden voorkomen dat gedragsproblemen zich verder ontwikkelen tot gedragsstoornissen.

Doel van de richtlijn

De richtlijn helpt professionals in de jeugdhulp effectief invulling te geven aan de diagnostiek en behandeling van jeugdigen met ernstige gedragsproblemen. Ook is het de bedoeling dat de richtlijn deze professionals helpt om ouders en beroepsopvoeders in de opvoedingscontext (gezin en school) te ondersteunen bij de opvoeding en begeleiding van deze jeugdigen. Het volgen van de richtlijn betekent niet altijd dat de gedragsproblemen volledig verdwijnen. De aanbevelingen die in de richtlijn worden gedaan leiden er wel toe dat de gedragsproblemen verminderen en beter hanteerbaar worden. Voor de jeugdigen zelf én voor hun opvoeders.

Leeswijzer

De Richtlijn Ernstige gedragsproblemen voor jeugdhulp en jeugdbescherming (met bijbehorende werkkaarten) is bedoeld voor jeugdprofessionals die met het onderwerp van deze richtlijn te maken hebben. De richtlijn vormt de neerslag van een groter document, namelijk de ‘onderbouwing’. Deze onderbouwing is apart te raadplegen. Over deze richtlijn is informatie voor ouders apart verkrijgbaar. Alle documenten zijn openbaar.

In deze richtlijn wordt antwoord gegeven op vijf vragen die elk in een apart hoofdstuk worden behandeld.

Het hoofdstuk Definitie, risicofactoren en diagnostiek betreft de vraag wanneer je van ernstige gedragsproblemen spreekt en hoe je zulke gedragsproblemen vaststelt. Er wordt ingegaan op het verschil tussen normaal storend gedrag en ernstige gedragsproblemen, en op het ontstaan van gedragsproblemen. Ook bespreken we verschillende stappen voor het vaststellen van de aard en de ernst van de gedragsproblemen en voor het nagaan van mogelijke andere problemen die van invloed zijn op gedragsproblemen en op het effect van de behandeling. Jeugdigen vormen een diverse groep met eigen kenmerken en behoeften. Daarom wordt tot slot voor de verschillende leeftijdsgroepen besproken welke factoren ertoe bijdragen dat ernstige gedragsproblemen in stand worden gehouden. Deze vormen de aanknopingspunten voor de behandeling. Dit hoofdstuk is van belang voor jeugdprofessionals, maar ook voor medewerkers die in hun dagelijks werk te maken hebben met kinderen en jongeren (bijvoorbeeld in de kinderopvang, de jeugdgezondheidszorg en het onderwijs). Zij zijn vaak de eersten die opmerken dat er iets met een jeugdige aan de hand is.

Het hoofdstuk Interventies gaat in op de vraag welke interventies het beste ingezet kunnen worden als ernstige gedragsproblemen zijn geconstateerd. Daarbij maken we onderscheid tussen interventies voor kinderen onder de twaalf en jongeren vanaf twaalf jaar. Verder behandelen we interventies in ambulante en in residentiële settings. De informatie in dit hoofdstuk is met name relevant voor jeugdprofessionals en gedragswetenschappers die een rol spelen in de besluitvorming rond de indicatiestelling. Ook gedragswetenschappers die als behandelcoördinator behandeltrajecten van jeugdigen en hun gezin coördineren kunnen er hun voordeel mee doen. Ten slotte kan deze informatie nuttig zijn voor jeugdhulporganisaties die een keuze moeten maken voor de zorg die zij willen aanbieden.

Een deel van de jeugdigen met ernstige gedragsproblemen in Nederland woont niet in het eigen gezin, maar verblijft voor kortere of langere tijd in een gezinshuis of een residentiële behandelgroep. Dit betekent dat de opvoeding (tijdelijk) wordt overgenomen door beroepsopvoeders. Voor deze beroepsopvoeders is het van belang te weten hoe de opvoeding die zij bieden kan bijdragen aan het verminderen van ernstige gedragsproblemen. In het hoofdstuk Opvoedingstechnieken gaan we allereerst in op het belang van een positief pedagogisch groepsklimaat als voorwaarde om tot leren te komen. Vervolgens bespreken we verschillende specifieke opvoedingstechnieken uit de gedragstherapie om gedragsproblemen te verminderen. Dit hoofdstuk is daarmee vooral relevant voor jeugdprofessionals in gezinshuizen, dagbehandeling en residentiële jeugdhulp, en voor de gedragswetenschappers en leidinggevenden die deze jeugdprofessionals inhoudelijk aansturen.

Cognitieve gedragstherapie blijkt gedragsproblemen bij jeugdigen vanaf acht jaar te kunnen verminderen. Deze therapie wordt gegeven door gedragswetenschappers die hiertoe een specialistische opleiding hebben gevolgd. In het hoofdstuk Cognitieve gedragstherapie door jeugdprofessionals bespreken we welke cognitieve technieken of middelen jeugdprofessionals in aanvulling hierop kunnen inzetten om de cognitieve vaardigheden van jeugdigen te vergroten. Deze technieken hanteert de jeugdprofessional alleen in aanvulling op de opvoedingstechnieken besproken in het hoofdstuk Opvoedingstechnieken, en altijd in samenwerking met een gedragswetenschapper. Dit hoofdstuk is daarmee relevant voor zowel ambulant als residentieel werkende jeugdprofessionals, en voor de gedragswetenschappers en leidinggevenden die hen inhoudelijk aansturen.

Een belangrijk risico voor veel jeugdigen met ernstige gedragsproblemen is dat zij dankzij deze problemen hun schoolloopbaan zonder diploma of startkwalificatie beëindigen. In het hoofdstuk In het onderwijs bespreken we wat de jeugdprofessional in samenwerking met ouders en school kan doen om voortijdige schooluitval te voorkomen. Daarbij gaan we in op verschillende vormen van ondersteuning. Dit hoofdstuk is niet alleen relevant voor jeugdprofessionals, maar ook voor gedragswetenschappers en leidinggevenden die hen inhoudelijk aansturen.

Elk hoofdstuk eindigt met een set aanbevelingen. De onderbouwing van deze aanbevelingen vindt u kort in het desbetreffende hoofdstuk terug. De uitgebreide onderbouwing kunt u vinden in de Onderbouwing Richtlijn Ernstige gedragsproblemen.

Wil je hier op reageren of heb je vragen? Neem dan contact met ons op.

1. Definitie, risicofactoren en diagnostiek
Reageer!