Het diagnostisch proces bij ernstige gedragsproblemen beschrijven we in drie stappen:
onderkennende diagnostiek;
onderzoek naar factoren die de keuze voor en het effect van hulp beïnvloeden;
verklarende diagnostiek.
Onderkennende diagnostiek richt zich op het beknopt benoemen van het type problematiek. Dit leidt tot eenduidig overleg met ouders en jeugdigen over het type problematiek en (in overleg met hen) ook tot meer eenheid van taal in overleg met andere professionals. Er kunnen echter ook andere problemen voorkomen, hetzij in het gezin, hetzij bij de jeugdige. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de besluitvorming over passende hulp. Verklarende diagnostiek ten slotte omvat een beschrijving van de gedragsproblemen en de geassocieerde problemen, de ernst ervan, een hypothese over de factoren die mogelijk een rol hebben gespeeld in het ontstaan van de problemen en vooral een hypothese over de factoren die wellicht een rol spelen in het in stand houden van de problemen. Deze laatste vormen aanknopingspunten voor de behandeling, vooral wanneer zij voor verandering vatbaar zijn.
De jeugdprofessional doorloopt de drie diagnostische stappen samen met de jeugdige en ouders. Hij legt de verschillende vragen die in de drie stappen aan de orde komen voor aan de jeugdige en diens ouders. Ook de verschillende afwegingen die gemaakt kunnen worden, legt de jeugdprofessional voor aan ouders en jeugdige. Vervolgens neemt hij samen met hen een besluit. Daarbij legt de jeugdprofessional steeds uit waarom hij bepaalde vragen stelt en wat de achtergrond is van bepaalde opties.
De stappen die in dit hoofdstuk aan de orde komen zijn schematisch weergegeven in werkkaart 1 tot en met werkkaart 4 van deze richtlijn en ontleend aan de Handleiding bij de Beslisboom Externaliserende Gedragsproblemen. Deze beslisboom is tot stand gekomen in samenwerking met cliënten, professionals en wetenschappers. De beslisboom wordt samen met de ouders en/of jeugdige doorgenomen.