Dyslexie

5. Aanpak lees- en/of spellingproblemen bij meer- en anderstaligen

Diagnostiek en behandeling van dyslexie bij meer- en anderstaligen

1. Diagnostiek

Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat voor de signalering en diagnostiek van dyslexie bij meer- en anderstaligen overwegend dezelfde stappen gevolgd kunnen worden als bij Nederlandse moedertaalsprekers. De jeugdige hoeft de Nederlandse taal nog niet volledig te beheersen voordat bij hem leesmoeilijkheden gesignaleerd kunnen worden. Wel is het van belang om uit te sluiten dat de lees- en spellingmoeilijkheden onderdeel zijn van het tweedetaalverwervings­proces. De jeugdigen moeten voldoende kansen hebben gehad om zich het fonologisch en orthografisch systeem van het Nederlands eigen te maken. Dit geldt voor zowel jongere kinderen die vanaf het begin Nederlands onderwijs hebben gevolgd als voor jeugdigen die pas later Nederlands leren. Oudere kinderen die Nederlands als tweede taal leren laten wel een ander patroon in de ontwikkeling van leesvaardigheid zien.

2. Aandachtspunten bij diagnostiek

Bij de diagnostiek is het dus van belang goed zicht te krijgen op de leesontwikkeling en de geboden ondersteuning zoals dat ook bij Nederlandstalige jeugdigen van belang is. Mostaert, Liekens en Vandewalle beschrijven een stappenplan om tot goede diagnostiek te komen. In de anamnese moet een uitgebreide taak- en klachtenanalyse gedaan worden in gesprek met de jeugdige en de ouders. Er zijn verschillende vragenlijsten beschikbaar, zoals de Anamnese Meertalige Kinderen en Anamnese Meertaligheid. Met vragen over de leesvaardigheid en de leesontwikkeling krijg je inzicht in de ervaren leesmoeilijkheden. Als de jeugdige in de eigen taal al heeft leren lezen, is het belangrijk ook hier vragen over te stellen. Signalen en kenmerken van dyslexie moeten dan ook in de moedertaal aanwezig zijn. Wel kunnen de ervaren problemen met accuratesse en/of leestempo in de moedertaal anders zijn. Dit hangt samen met de mate van transparantie van de orthografie. In het gesprek moet ook aandacht worden besteed aan de ruimere meertalige en culturele context. Het is belangrijk om te weten welke taal of talen wordt/worden gesproken, wanneer en door wie. Dit is ook van belang om te bepalen hoe de extra ondersteuning van thuis uit tijdens de behandeling vorm kan krijgen. Als de ouders niet of nauwelijks Nederlands spreken en lezen, moet gezocht worden naar een alternatief om huiswerkoefeningen in het kader van de behandeling uit te kunnen voeren.

Om uit te sluiten dat de lees- en spellingmoeilijkheden te maken hebben met een achterstand als logisch gevolg van meer- of anderstaligheid en om tot een juiste diagnose te komen, is van belang mondeling taalonderzoek te integreren in de diagnostiek van leesproblemen bij meer- en anderstaligen. Er kan gekeken worden naar de woordenschat, morfologische kennis en zinsopbouw. Daarin zullen meer- en anderstalige jeugdigen vaak wel lager scoren dan eentalige jeugdigen.

Er moet dus anders worden omgegaan met de normscores. Ook kunnen aanpassingen in de afname worden gedaan om beter zicht te krijgen op de vaardigheden van de jeugdige. De instructie kan worden aangepast, extra oefenitems kunnen worden aangeboden of de tijdslimiet kan worden weggelaten. Als de taalbeheersing in het Nederlands erg zwak is, is aan te bevelen om na te gaan of de jeugdige de klanken in het Nederlands kan onderscheiden (auditieve discriminatie). Als de jeugdige hier nog moeite mee heeft, moet men voorzichtig zijn met het stellen van de diagnose dyslexie.

Om de leesvaardigheid in kaart te brengen kan ook van Nederlandse tests gebruik worden gemaakt. Daarnaast kan veel informatie gehaald worden uit observaties van het lezen in het Nederlands én de moedertaal als een jeugdige al heeft leren lezen. Aarzelingen en haperingen kunnen ook in de moedertaal worden waargenomen. Door een geschoolde tolk bij de test te betrekken, kan een volledig beeld van de lees- en taalvaardigheid in het Nederlands en de moedertaal worden verkregen. Er zijn tolken die een opleiding tot tolken bij taaldiagnostiek hebben gevolgd (zie bijvoorbeeld Stichting Siméa waaronder vier instellingen samenwerken).

Over de spellingontwikkeling bij meer- of anderstalige jeugdigen is weinig bekend. Wel lijken meertalige jeugdigen achter te lopen op het gebied van spelling, ook als de leesvaardigheid goed is. Ze ervaren meer moeite met het schrijven van woorden dan met het lezen. Beperkte woordenschat en morfologische kennis spelen hierbij mogelijk een rol. Dat betekent dat men voorzichtig moet zijn met de diagnose dyslexie als er alleen problemen met spelling bestaan.

3. Behandeling

Er is weinig onderzoek gedaan naar de effectiviteit van dyslexiebehandeling bij meer- of anderstalige jeugdigen. Meestal krijgen deze jeugdigen dezelfde behandeling als hun eentalige leeftijdsgenoten. Gezien de grote overeenkomsten tussen de cognitieve profielen van meertalige, anderstalige en eentalige jeugdigen met dyslexie, is het aannemelijk dat deze jeugdigen inderdaad ook profiteren van eenzelfde behandeling. Studies van Lovett en collega’s en Denton, Anthony, Parker en Hasbrouck bevestigen dit. Zij laten zien dat behandelprogramma’s gericht op het aanleren van het alfabetisch principe, fonologische en leesvaardigheden positieve effecten hebben op de leesvaardigheid van meer- en anderstalige jeugdigen met leesproblemen. Ook een kleinschalige studie en studies bij jonge kinderen met een verhoogd risico op dyslexie onderschrijven de voorzichtige conclusie dat behandeling gericht op het alfabetisch principe effectief is voor meer- en anderstalige jeugdigen met dyslexie. Fawcett en Lynch wijzen er daarbij nog op dat anderstalige jeugdigen vaak specifieke problemen ervaren met klank-tekenkoppelingen die sterk afwijken van de klank-tekenkoppelingen in hun moedertaal of klank-tekenkoppelingen die in hun moedertaal afwezig zijn. Dit betekent dat deze jeugdigen meer oefening voor langere tijd nodig zullen hebben.

4. Meervoudige behandeling

Sommige onderzoekers stellen dat behandeling voor meer- of anderstalige jeugdigen met dyslexie moet bestaan uit zowel effectieve elementen uit dyslexiebehandeling als effectieve elementen uit de behandeling van taalproblemen als gevolg van meertaligheid.

Dit betekent dat de effectieve elementen van dyslexiebehandeling zoals beschreven in Hoofdstuk 4 worden gecombineerd met activiteiten gericht op het verbeteren van de woordenschat, leesbegrip en soms ook mondelinge taalvaardigheid (woord- en zinsvorming). Verschillende studies hebben positieve effecten aangetoond van dergelijke meervoudige behandelingen op leesvaardigheid en leesbegrip. Zowel bij jonge kinderen met een verhoogd risico op een leesstoornis als bij oudere kinderen en adolescenten met een leesstoornis. De effecten van deze meervoudige behandelingen lijken ook groter dan de effecten van behandelingen die uitsluitend gericht zijn op woordlezen. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat de interventieprogramma’s over het algemeen langdurig worden aangeboden (60-130 sessies) en vaak gericht zijn op jeugdigen met een lage sociaal-economische status. Binnen Nederland is nog geen onderzoek verricht naar de effectiviteit van dyslexiebehandeling voor meer- of anderstalige jeugdigen.

5. Didactische afstemming

Een aanvullend element binnen behandelprogramma’s voor meer- en anderstalige jeugdigen met dyslexie is de afstemming tussen de didactische aanpak en de beperkte taalvaardigheid. Dat kan bijvoorbeeld door extra herhaling van instructie, gebruik van redundant taalgebruik, het combineren van mondelinge uitleg met visuele ondersteuning (plaatjes, schema’s) en het voordoen van opgaven, jeugdigen de kans bieden om uitgebreid en beschrijvend te antwoorden (het geven van een bondig antwoord is vaak lastig), het voeren van brede mondelinge dialogen, en het vermijden van teksten met onbekende of typisch Nederlandse woorden en concepten.

Er is op dit moment geen onderzoek beschikbaar naar de meerwaarde van een dergelijke didactische afstemming voor de effectiviteit van dyslexiebehandeling. Maar aangezien de aanpak is ontwikkeld op basis van onderzoek naar taalonderwijs bij meertalige jeugdigen is het aannemelijk dat deze ook effectief is bij meertalige kinderen met dyslexie.

6. Begeleiding thuis

Ten slotte wordt opgemerkt dat het in de thuissituatie van meertalige jeugdigen soms minder gebruikelijk is om (voor) te lezen dan in eentalige gezinnen. Daarbij speelt een rol dat ouders vaak minder vaardig zijn in het lezen in deze tweede taal, en ook dat de leesactiviteiten verdeeld worden over de moedertaal en tweede taal. Dit is relevant in het kader van de dyslexiebehandeling, waarbij van jeugdigen wordt verwacht dat zij naast de behandeling ook veelvuldig lees- en spellingoefeningen thuis maken en hierbij begeleid worden door hun ouders. Overigens kunnen hierbij ook broers en zussen, die vaardiger zijn in het Nederlands, gevraagd worden om te ondersteunen. Een andere mogelijkheid is huiswerk meegeven dat meer zelfstandig uitgevoerd kan worden.

7. Samenvatting

Voor de signalering en diagnostiek van dyslexie bij meer- en anderstaligen blijkt dat overwegend dezelfde stappen gevolgd kunnen worden als bij Nederlandse moedertaalsprekers. Wel moet worden uitgesloten dat de lees- en spellingmoeilijkheden onderdeel zijn van het tweedetaalverwervingsproces. Het is daarom van belang in de diagnostiek goed zicht te krijgen op de lees- en spellingontwikkeling, zowel in de moedertaal als in het Nederlands, en de geboden instructie en ondersteuning. In de anamnese moet hier aandacht aan worden besteed. En het wordt aanbevolen om het onderzoek naar de lees- en spellingvaardigheid te integreren met mondeling taalonderzoek.

Over de effectiviteit van behandeling van lees- en/of spellingproblemen bij meer- en anderstaligen is weinig bekend, maar het lijkt aannemelijk dat zij net als eentalige leeftijdsgenoten van behandeling kunnen profiteren. Internationale studies suggereren dat behandeling gebaseerd op het alfabetisch principe, de voorkeursbehandeling voor eentalige jeugdigen met dyslexie, ook effectief is voor meertalige jeugdigen met dyslexie. Net als bij interventie binnen de schoolcontext zou de behandeling gericht moeten zijn op zowel lees- en/of spellingproblemen als de mondelinge taalvaardigheid. Er is enige evidentie dat een behandeling meer succes heeft wanneer deze niet alleen gericht is op het alfabetisch principe (fonologische vaardigheden en woordlezen), maar daarnaast ook op leesvloeiendheid, woordenschat en/of leesbegrip. Het is echter nog onduidelijk welke combinatie van behandelelementen essentieel is. Afstemming tussen de didactische aanpak en de taalvaardigheid speelt hierbij mogelijk ook een rol. Voor bepaalde onderdelen, zoals het aanleren van bepaalde klank-tekenkoppelingen, hebben sommige jeugdigen meer tijd nodig. Bovendien is oefening in de thuissituatie niet voor alle jeugdigen mogelijk. Onderzoek heeft nog niet uitgewezen hoe langdurig en intensief behandeling moet zijn om gunstige effecten te bewerkstelligen, of de effectiviteit vergelijkbaar is voor meertaligen en anderstaligen en in hoeverre effecten vergelijkbaar zijn met de effecten die met Nederlandstalige (eentalige) jeugdigen worden behaald.

De expertise van professionals
Signaleringsinstrumenten bij anders- en meertalige jeugdigen
Reageer!