Het ontbreken van veiligheid in het gezin is volgens de focusgroep en de werkgroep de enige reden om een jeugdige acuut uit huis te plaatsen, desnoods tegen de zin van ouders en/of jeugdige in. De smalle definitie van veiligheid – de directe, fysieke veiligheid van de jeugdige – (zie paragraaf 2.4.2 in de complete richtlijn, pdf) dient daarbij gehanteerd te worden. Mocht er besloten worden tot een crisisplaatsing, dan heeft een plaatsing binnen het eigen sociale netwerk altijd en eerst de voorkeur.
Een jeugdzorgwerker mag beslissingen over een uithuisplaatsing in een crisissituatie nooit alleen nemen. Hij dient altijd te overleggen met een gekwalificeerde gedragswetenschapper. Die is volgens zijn beroepscode verplicht om alle maatregelen te nemen die nodig zijn om eventueel lijden te voorkomen of te stoppen en om eventueel hulp op gang te brengen (tuchtrecht art.19 beroepscode NVO).