ADHD

2. Wat is ADHD?

Beloop

Er is lang verondersteld dat ADHD een rijpingsprobleem was dat vanzelf zou verdwijnen met het ouder worden. Het blijkt echter gecompliceerder. Bij één op de drie jeugdigen verdwijnen de symptomen vrijwel helemaal. Bij één van elke drie behandelde jeugdigen blijven de klachten in een iets lichtere, maar nog altijd hinderlijke vorm bestaan. Bij één van elke drie behandelde jeugdigen met ADHD blijft de diagnose ook na het achttiende jaar van kracht. Volwassenen met ADHD blijken nog steeds veel klachten te ervaren en vallen vaak uit op meerdere domeinen, bijvoorbeeld op het werk. Voor hen is het een chronische aandoening geworden.

Naarmate jeugdigen ouder worden verandert het beeld van de ADHD-problematiek (zie ook tabel 2.1). Staan in de vroege kinderjaren de hyperactiviteit en impulsiviteit vaak op de voorgrond, bij jongeren in de adolescentie vallen vooral de problemen met aandacht, planning en het organiseren van het dagelijkse leven op. Aandachtsproblemen nemen met de leeftijd minder sterk af dan de hyperactiviteit en impulsiviteit. Het hyperactief-impulsieve symptoomcluster valt vooral op in de kleutertijd en basisschooljaren, maar neemt af met het ouder worden en is vaak minder hevig in de adolescentie. Deze ontwikkeling kan een teken zijn van een normaal rijpingsproces.

De aandachtsproblemen beginnen juist op te vallen bij het begin van de basisschool (bijvoorbeeld omdat de school hogere eisen stelt aan zelfregulatie) en blijven stabiel tot in de adolescentie. Het hyperactief-impulsieve gedragsbeeld in de kleutertijd gaat dus bij aanvang van de basisschool over in het gecombineerde beeld. Ook de aard van het impulsieve gedrag verandert met de leeftijd. Typisch waarneembaar hyperactief gedrag (drukke motoriek, lawaaiig zijn, veel praten) verandert in meer subtiele vormen van impulsiviteit wanneer jeugdigen ouder worden.

Deze veranderingen in presentatie van de ADHD-kenmerken krijgt nog onvoldoende aandacht in de diagnostiek: gedragingen die typisch zijn voor jonge kinderen met ADHD, zijn dit niet voor adolescenten met ADHD (zie ook tabel 2.1). De recente aanpassingen in de DSM-5 (met voorbeelden van typische gedragingen per leeftijdsfase) komen gedeeltelijk aan dit bezwaar tegemoet.

De verandering van symptomen verloopt waarschijnlijk niet lineair. Wanneer een jeugdige met ADHD verandert van milieu, bijvoorbeeld naar de middelbare school gaat, dan kan dit een (soms tijdelijke) afname, toename of verandering van ADHD-symptomen met zich meebrengen.

Het beloop van ADHD kenmerkt zich verder door:

  • een hoog risico op schooluitval (ongeveer 35 procent);
  • verkeersongevallen;
  • het hebben van geen of weinig vrienden (ongeveer 60 procent);
  • betrokken raken bij antisociale activiteiten (ongeveer 45 procent);
  • het ontwikkelen van middelenmisbruik in de adolescentie.

Het gebruik van middelen, alcohol en sigaretten komt vaker voor bij adolescenten die als kind de diagnose ADHD hebben gekregen dan bij adolescenten voor wie dat niet het geval is, maar dit kan gemedieerd zijn door de aanwezigheid van comorbide gedragsstoornissen.

Comorbiditeit
Reageer!