Pleegzorg

1. De ontwikkeling van het pleegkind volgen en stimuleren

Pleegouders begeleiden bij het stimuleren van de ontwikkeling van het pleegkind

Goede begeleiding van pleegouders is een belangrijke voorwaarde om een plaatsing te laten slagen. Een adequate begeleiding door de pleegzorgbegeleider en een goede werkrelatie met de pleegzorgorganisatie hebben een positief effect op de tevredenheid en stressbeleving van pleegouders. Bovendien zijn het cruciale factoren om beëindiging van het pleegouderschap te voorkomen en een breakdown tegen te gaan.

De zorg voor een pleegkind begint altijd met ‘gewoon’ opvoeden. Ieder (pleeg)kind is immers gebaat bij (pleeg)ouders die aandacht aan hem besteden, gewenst gedrag aanmoedigen en duidelijke grenzen stellen. Zeker als pleegouders zelf geen kinderen hebben, kunnen ze behoefte hebben aan begeleiding bij de ‘gewone’ opvoeding. Daarnaast kunnen pleegouders behoefte hebben aan ondersteuning bij de ‘specifieke’ opvoeding van dit pleegkind (bijvoorbeeld bij gedragsproblemen, gehechtheidsproblematiek, een (licht) verstandelijke beperking en/of een trauma). De pleegzorgbegeleider biedt de pleegouders opvoedingsondersteuning (of schakelt deze in) bij de gewone én specifieke opvoeding van het pleegkind. Het is goed om pleegouders te wijzen op de mogelijkheden voor ondersteuning vanuit het lokale team. Als pleegouders zelf besluiten het lokale team in te schakelen, gebeurt dit altijd in overleg met de pleegzorgbegeleider. De medewerker van het lokale team wijst pleegouders hierop en neemt met toestemming contact op met de pleegzorgbegeleider. Bij (vermoedens van) trauma wordt een specialist binnen de organisatie ingeschakeld of de GGZ erbij betrokken, ook hier is afstemming over het (te kiezen) traject noodzakelijk.

Pleegouders hebben in grote lijnen drie begeleidingsbehoeften met betrekking tot de ontwikkeling van het pleegkind: achtergrondinformatie over het pleegkind, ondersteuning bij de specifieke opvoeding van een pleegkind met (gedrags)problemen, en ondersteuning bij het opbouwen van een gehechtheidsrelatie. Verder vraagt ook het opvoeden van een pleegkind met een trauma en een pleegkind met een (licht) verstandelijke beperking om extra kennis en vaardigheden. Naast de pleegouders kan ook de school van het pleegkind behoefte hebben aan ondersteuning of begeleiding bij de ontwikkeling van het pleegkind. De pleegzorgbegeleider heeft hierover, in overleg met de (pleeg)ouders contact met de school en pleegouders zijn hier in contact met school ook alert op. Ondersteuning kan, naast de ondersteuning die de pleegzorgbegeleider kan bieden vanuit haar taak, gezocht worden binnen de kaders van passend onderwijs.

Achtergrondinformatie over het pleegkind

Om het gedrag van het pleegkind goed te kunnen begrijpen is het nodig te weten wat hij heeft meegemaakt in de relatie met zijn ouder. Zijn gedrag is te zien als een reactie op het gedrag van de ouder. De voor de pleegouders soms onverklaarbare angsten (zoals in paniek raken bij het zien van het bed van de pleegouders) kunnen bijvoorbeeld voortkomen uit eerdere ervaringen die het pleegkind met zijn ouder heeft opgedaan. Ook kan de afwijkende manier waarop een jeugdige aandacht vraagt terug te voeren zijn op de manier waarop hij in staat was de aandacht van zijn ouder te trekken, bijvoorbeeld door driftaanvallen of doen alsof je niets hoort. Behalve over de negatieve ervaringen van het pleegkind is het ook van groot belang de pleegouders informatie te geven over de positieve ervaringen die het pleegkind met zijn ouder heeft opgedaan, bijvoorbeeld wanneer hun kind blij was, wanneer hij lief was en wanneer de ouder genoot van zijn kind. Ook informatie over het netwerk van het pleegkind is hierbij belangrijk. Het is voor een optimale ondersteuning en het voorkomen van breakdown nodig om het netwerk van het pleegkind te benutten en belangrijke vertrouwenspersonen te betrekken of hier actief naar op zoek te gaan. Praktijkexperts geven aan dat het voor pleegkinderen en ouders belangrijk is dat pleegouders die achtergrondinformatie respecteren en er niet over oordelen. Dit geldt ook voor culturele gewoontes en religie.

Ondersteuning bij de specifieke opvoeding van een pleegkind met (gedrags)problemen

Pleegzorgbegeleiders kunnen pleegouders laten zien hoe zij het gedrag van hun pleegkind kunnen veranderen, en kunnen hen daarbij helpen. Patterson en collega’s beschrijven in het Social Interactional Learning model (SIL-model), de basis van de interventie PMTO (Parent Management Training Oregon), vijf effectieve en vier ondersteunende opvoedingsstrategieën. Het is belangrijk om deze strategieën af te stemmen op het ontwikkelingsniveau van het pleegkind. Pleegkinderen met een (licht) verstandelijke beperking hebben bijvoorbeeld extra ondersteuning nodig.

Effectieve opvoedingsstrategieën

  • Aanmoedigen: door gericht te prijzen en te belonen, leren opvoeders het pleegkind welk gedrag gewenst is en vergroten zij de kans dat het pleegkind dit gedrag vaker laat zien. Ook bouwen zij aan het zelfvertrouwen van het pleegkind.

  • Grenzen stellen: opvoeders verbinden structureel milde consequenties aan ongewenst gedrag. Daarnaast leren zij het pleegkind om in een vroeg stadium ‘slim’ te kiezen om zo een milde consequentie te voorkomen.

  • Met elkaar een probleem oplossen: opvoeders laten het pleegkind zien hoe je vraagstukken en (keuze)problemen op een constructieve manier en in gezinsverband kunt bespreken en oplossen. Pleegkinderen leren om samen te werken en om zelf op een gestructureerde manier een probleem aan te pakken.

  • Zicht en toezicht houden: de opvoeder leert in te schatten welke situaties risicovol kunnen zijn voor het pleegkind en krijgt concrete handvatten aangereikt om effectief zicht te houden op de verschillende gebieden die belangrijk zijn in het leven van het pleegkind.

  • Positief betrokken zijn bij het pleegkind: deze effectieve opvoedingsstrategie wordt ook wel ‘de liefde’ binnen PMTO genoemd. Opvoeders leren om leuke dingen met het pleegkind te ondernemen, daar voldoende tijd voor vrij te maken en interesse te tonen in de leefwereld van het pleegkind.

… Meer

Ondersteunende opvoedingsstrategieën

  • Duidelijke instructies geven: opvoeders leren duidelijke instructies te geven, waardoor de kans toeneemt dat het pleegkind deze ook opvolgt.

  • Emoties reguleren: voor veel pleegkinderen maar ook voor veel opvoeders is het moeilijk om rustig te blijven in situaties die stress oproepen. Indien nodig wordt hier binnen de behandeling aan gewerkt.

  • Gedrag bijhouden: door middel van gerichte observatie- en registratieopdrachten krijgen opvoeders een reëler beeld van het gedrag van het pleegkind en het effect van hun eigen handelen op dat gedrag. Het bijhouden van en zicht krijgen op gedrag is een voorwaarde om te kunnen werken aan gedragsverandering.

  • Communicatie: het komt voor dat er iets structureel misgaat in de communicatie tussen opvoeders en pleegkind. Zo kan het zijn dat opvoeders bepaalde gesprekstechnieken onvoldoende beheersen, zoals actief luisteren of een goede timing hebben in gesprek met het pleegkind. Indien dit het geval is, wordt hier in de behandeling aandacht aan besteed.

… Meer

Ondersteuning bij het opbouwen van een gehechtheidsrelatie

De pleegzorgbegeleider kan de pleegouders het belang van een veilige gehechtheid uitleggen (psycho-educatie) en hun adviseren hoe zij een veilige gehechtheidsrelatie met het pleegkind kunnen stimuleren. Meer informatie hierover staat in de Richtlijn Problematische gehechtheid voor jeugdhulp en jeugdbescherming.

Ondersteuning bij het opvoeden van een pleegkind met een trauma

Naast specialistische hulp is het belangrijk extra aandacht en ondersteuning te geven aan een pleegkind met een trauma in de dagelijkse leefomgeving. Kennis bij pleegouders over trauma en trauma-sensitief opvoeden is zeer belangrijk. Zo leren de pleegouders realistische verwachtingen te hebben over het zorgen voor een pleegkind met een traumatische klacht . Bath (2008) en van Grisven en Holdorp (2015) achten de volgende vijf elementen bij een trauma-sensitieve opvoeding van belang:

  • Een veilige omgeving creëren. Het is voor deze kinderen belangrijk dat ze zoveel mogelijk invloed en controle kunnen uitoefenen op hun omstandigheden.

  • Positieve relaties met anderen stimuleren. Deze kinderen hebben hier vaak moeite mee. Contact versterken en stimuleren met belangrijke personen uit het bestaande of nieuwe netwerk zijn hierbij erg belangrijk.

  • Emotie- en impulsregulatie stimuleren. Als zij heel erg boos, verdrietig of angstig worden, hebben deze kinderen niet zozeer begrenzing nodig, maar hulp om weer in een rustige toestand te komen.

  • Ouders betrekken. Zoek naar manier waarop ouders een bijdrage kunnen leveren aan het herstel van het kind, als direct contact nog moeilijk is. Dit geldt ook voor andere belangrijke personen uit het bestaande netwerk van het kind.

  • Psycho-educatie. Door uitleg over de reacties die bij het trauma horen, kunnen kinderen gaan inzien dat de schuld buiten henzelf ligt en dat negatieve reacties van hen op anderen te maken hebben met het verleden en niet met het hier en nu.

… Meer

Volgens praktijkexperts vraagt het opvoeden van een pleegkind met een trauma van pleegouders ook stabiliteit, doorzettingsvermogen, kunnen reflecteren en het hebben van geduld, rust en een lange adem.

Ondersteuning bij het opvoeden van een pleegkind met een (licht) verstandelijke beperking

Pleegzorg voor pleegkinderen met een (licht) verstandelijke beperking is anders dan voor pleegkinderen zonder beperking. De ontwikkeling van pleegkinderen met een beperking verloopt meestal trager dan bij andere pleegkinderen. Om ervoor te zorgen dat pleegkinderen met een beperking zich zo goed mogelijk ontwikkelen moet er vaak geoefend en herhaald worden. Elk pleegkind is echter weer anders. Hóe anders hangt af van de beperking.

Pleegkinderen met een verstandelijke beperking hebben vaak meer structuur nodig en kunnen minder dingen aan dan hun leeftijdgenoten. Herhaling is vaak erg belangrijk voor deze pleegkinderen. De pleegzorgbegeleider kan de pleegouders ondersteunen bij het opvoeden van een pleegkind met een (licht) verstandelijke beperking, bijvoorbeeld in de vorm van psycho-educatie. Meer informatie over effectieve interventies voor pleegkinderen met een (licht) verstandelijke beperking staat in de Richtlijn Effectieve Interventies LVB.

Het is de taak van de pleegzorgbegeleider om in kaart te brengen wat de pleegouders nodig hebben om de ontwikkeling van het pleegkind te kunnen stimuleren. Afhankelijk van deze behoeften kan de pleegzorgbegeleider de begeleiding zelf bieden of aanvullende hulp inschakelen. Afspraken hierover worden vastgelegd in een pleegouderbegeleidingsplan. Dit gebeurt in samenspraak met de plaatser omdat er vaak een extra verleningsbeslissing nodig is. Natuurlijk kunnen pleegouders ook begeleidingsbehoeften hebben die niet direct betrekking hebben op de ontwikkeling van het pleegkind. Pleegouders kunnen bijvoorbeeld behoefte hebben aan begeleiding bij het contact met de ouders. Meer informatie over de samenwerking tussen pleegouders en ouders staat in de paragraaf Samenwerking tussen ouders en pleegouders. Horstman en Gardeniers (2016) hebben een kwaliteitscyclus ontwikkelt waarmee de behoeften van pleegouders kunnen worden onderzocht op organisatieniveau.

Praktijkexperts noemen verschillende technieken die de pleegzorgbegeleider kan inzetten bij de begeleiding van pleegouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van het pleegkind: luisteren en doorvragen (om informatie te verzamelen bij ouders, het pleegkind en pleegouders), pleegouders helpen om het gedrag van het pleegkind te begrijpen, benoemen wat goed gaat, pleegouders inzicht geven in het feit dat ze het gedrag van het pleegkind kunnen beïnvloeden, pleegouders opvoedingsstrategieën leren om het gedrag van het pleegkind te veranderen, aandacht besteden aan de pleegouder als persoon en pleegouders motiveren om open te staan voor interventies. Ook wordt door Horstman en Gardeniers (2016) het belang van deskundigheidsbevordering bij pleegouders genoemd. Bijleren en scholing zou volgens hen een vanzelfsprekend onderdeel van pleegouderschap moeten zijn.

Een specifiek aandachtspunt is de begeleiding van netwerkpleeggezinnen. Hoewel netwerkpleegouders niet méér gezinsbelasting ervaren dan bestandspleegouders, kan extra begeleiding tijdens de plaatsing nodig zijn. De inzet van netwerkpleegouders wordt bevorderd, maar zij lijken minder gebruik te maken van ondersteuningmogelijkheden dan bestandpleegouders en deze ook minder te ontvangen. Een netwerkplaatsing gebeurt veelal vanuit een crisissituatie en onvoorbereid. Dit vraagt om juist een adequate begeleiding en ondersteuning.

Effectieve interventies voor specifieke problemen van pleegkinderen
De ontwikkeling van het pleegkind volgen en problemen tijdig signaleren
Reageer!