Kindermishandeling

Interventies voor veiligheid en herstel

Kinderbeschermingsmaatregelen

De hulp die aan gezinnen geboden wordt staat meestal niet op zichzelf, maar sluit vaak aan bij maatregelen die de kinderrechter kan uitspreken. In deze paragraaf geven we een korte toelichting op de verschillende kinderbeschermingsmaatregelen die de kinderrechter kan opleggen. Zie ook de Richtlijn Uithuisplaatsing en de Richtlijn Crisisplaatsing.

Ondertoezichtstelling (OTS)

De kinderrechter kan jeugdigen die opgroeien in een situatie waarin hun welzijn of gezondheid bedreigd wordt onder toezicht stellen (OTS), waarbij het gezag van de ouder beperkt wordt. Dit kan ook al tijdens de zwangerschap.

Het gezin krijgt te maken met een gezinsvoogd, en krijgt hulp aangeboden om de bedreiging van de ontwikkeling te verminderen. Ouders blijven zo veel mogelijk zelf verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. De hulp is vooral gericht op het vergroten van de mogelijkheden van ouders om deze verantwoordelijkheid te dragen. De hulp kan ook gericht zijn op het vergroten van de zelfstandigheid van een jeugdige als dit, gezien zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, noodzakelijk is. De kinderrechter stelt een jeugdige onder toezicht voor maximaal een jaar. Elk jaar kan de OTS met maximaal een jaar verlengd worden.

Machtiging uithuisplaatsing (MUHP)

Indien noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming of Jeugdreclassering (of op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie) een machtiging uithuisplaatsing (MUHP) verlenen. Tot een uithuisplaatsing wordt alleen overgegaan als dit noodzakelijk is. Dit kan het geval zijn bij acute onveiligheid of wanneer de doelen van de ondertoezichtstelling niet of niet tijdig bereikt kunnen worden wanneer de jeugdige thuis blijft wonen. Voor een uithuisplaatsing is altijd een machtiging nodig. Sinds 1 januari 2015 is het dus niet meer mogelijk dat de met het gezag belaste ouder met instemming van de uitvoerder van de ondertoezichtstelling – en dus zonder tussenkomst van de kinderrechter – zijn kind uit huis plaatst.

Gezagsbeëindigende maatregel

Bij een gezagsbeëindigende maatregel verliezen de ouders het gezag over hun kind tot het achttien is en wordt dit gezag overgedragen aan een daartoe gecertificeerde instelling. Het gezag van ouders kan beëindigd worden wanneer:

  • de ontwikkeling van de jeugdige ernstig wordt bedreigd en ouders niet binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding op zich kunnen nemen;
  • de ouders het gezag misbruiken.

Vaak gaat een ondertoezichtstelling (OTS) vooraf aan een gezagsbeëindiging, maar een acute gezagsbeëindiging is in bepaalde situaties ook mogelijk. Indien beide ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en slechts één van hen uit het gezag wordt ontheven, dan oefent de andere ouder na de beëindiging voortaan het gezag alleen uit. Wanneer het gezag van beide ouders is beëindigd, moet het gezag of de voogdij over de jeugdige worden toegewezen aan een persoon of instelling (rechtspersoon). Dit is ook het geval wanneer het eenhoofdig gezag van één van de ouders wordt beëindigd. De andere ouder – die geen gezag had – kan een verzoek indienen om met het gezag te worden belast. Voor wat betreft de voogdij wordt deze, als er sprake is van een OTS, vaak toegewezen aan de uitvoerder van de ondertoezichtstelling.

Interventies bij kindermishandeling
Veiligheidsplan
Reageer!